Inhoudstabel:

  • INLEIDING. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE HERVORMING INZAKE HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN 1 HOOFDSTUK 1. HET VROEGERE VERBOD VAN BEDINGEN BETREFFENDE TOEKOMSTIGE NALATENSCHAPPEN. WELKE OVEREENKOMSTEN EN RECHTSHANDELINGEN VIELEN ER ONDER HET VROEGERE VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN? 6
  • Afdeling 1. Toepasselijke wettelijke bepalingen 6
  • Afdeling 2. De definitie van het Hof van Cassatie 7
  • Afdeling 3. Wettelijke uitzonderingen 8
  • Afdeling 4. Samenvatting: de analyse die men moest maken onder het vroegere erfrecht bij de beoordeling van de geldigheid van rechtshandelingen met uitwerking bij of na het overlijden 8
  • Afdeling 5. Voorbeelden van toegelaten erfovereenkomsten 9
   
  • HOOFDSTUK 2. HET NIEUWE VERBOD VAN BEDINGEN BETREFFENDE TOEKOMSTIGE NALATENSCHAPPEN. WELKE OVEREENKOMSTEN EN RECHTSHANDELINGEN VALLEN ER ONDER HET NIEUWE VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN? 10
  • Afdeling 1. Inleiding 10
  • Afdeling 2. Eerste categorie van rechtshandelingen met uitwerking bij of na het overlijden van een persoon: bedingen betreffende een niet-opengevallen nalatenschap van een derde of betreffende een bestanddeel daarvan 10
  • § 1. Nieuwe wetgeving aangaande het verbod van erfovereenkomsten 10
  • § 2. Vroegere wetgeving, rechtspraak en rechtsleer van toepassing vóór de invoering van de nieuwe regelgeving aangaande het verbod van erfovereenkomsten 11
  • I. Algemene regel 11
  • II. De bedingen betreffende het geheel of een gedeelte (fractie) van de nalatenschap van een derde 12
  • III. De bedingen betreffende een bepaalde categorie van goederen die een derde bij zijn overlijden bezit 13
  • IV. De bedingen die betrekking hebben op een bestanddeel van de niet-opengevallen nalatenschap van een derde 13
  • Afdeling 3. Tweede categorie van rechtshandelingen met uitwerking bij of na het overlijden van een persoon: bedingen betreffende rechten die men eventueel zal hebben in de toekomstige nalatenschap van een derde en die men als een attribuut van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris kan beschouwen 14
  • § 1. Nieuwe wetgeving aangaande het verbod van erfovereenkomsten 14
  • § 2. Wetgeving, rechtspraak en rechtsleer van toepassing vóór de invoering van de nieuwe regelgeving aangaande het verbod van erfovereenkomsten 16
  • Afdeling 4. Derde catego
  • rie van rechtshandelingen met uitwerking bij of na het overlijden van een persoon: overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap of een bestanddeel daarvan 17
  • § 1. Bedingen onder bezwarende titel en onder bijzondere titel zijn geldig 17
  • § 2. Definitie van de overeenkomst of het beding onder bijzondere titel 18
  • I. Definitie 18
  • II. De analogie met de kwalificatie van legaten 20
  • III. Positieve gevolgen 22
  • IV. Het amendement nr. 58 bij het wetsvoorstel van 13 december 2017: een ongelukkige ingreep 23
  • A. Inleiding 23
  • B. Vaststelling dat de terminologie in de nederlandse en de franse tekst niet volledig overeenstemde 23
  • C. Oplossing voorgesteld in het amendement nr. 58 24
  • D. Interpretatie van de wettekst na de wijziging door het amendement nr. 58 25
  • § 3. De overeenkomst of het beding onder bijzondere titel en onder bezwarende titel moet niet zijn opgenomen in een notariële akte 27
  • I. De oorspronkelijke vereiste van de notariële akte in de tekst van artikel 100/1, § 3, eerste lid BW, zoals ingevoerd door de wet van 31 juli 2017 27
  • II. Gevolgen 27
  • III. Argumenten voor de afschaffing van de noodzaak van een notariële akte 28
  • IV. Het amendement nr. 19 bij het wetsvoorstel van 13 december 2017 30
  • § 4. Overeenkomsten of bedingen die geldig worden bevonden in artikel 1100/1 BW zijn principieel toegelaten en vallen niet onder het verbod van erfovereenkomsten: de vormvereisten van artikel 1100/5,
  • § 2 BW zijn dan ook niet van toepassing 30
  • I. Probleemstelling 30
  • II. De door mij verdedigde stelling onder de wet van 31 juli 2017 31
  • III. De parlementaire voorbereiding bij de wet van 31 juli 2017 en de rechtsleer onder de oorspronkelijke tekst van de wet van 31 juli 2017 33
  • IV. Het amendement nr. 19 bij het wetsvoorstel van 13 december 2017 33
  • § 5. Samenvatting: de analyse die men moet maken onder het nieuwe erfrecht bij de beoordeling van de geldigheid van overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap of een bestanddeel daarvan 34
  • § 6. Enkele toepassingen 34
  • I. De overeenkomst van aanwas 34
  • II. Aandeelhoudersovereenkomsten en statutaire bepalingen in vennootschapsakten die het lot van de aandelen bij overlijden regelen 35
  • III. De toekenning van een levenslang huurrecht ingaand bij het overlijden van de eigenaar 36
  • IV. Enkele andere overeenkomsten met uitwerking bij het overlijden van een partij 38
  • V. Het voorwerp van de overeenkomst met uitwerking bij overlijden 39
  • VI. De kwalificatie als overeenkomst onder bezwarende titel 41
  • Afdeling 5. Vierde categorie van rechtshandelingen met uitwerking bij of na het overlijden van een persoon: bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap of een bestanddeel daarvan 42
  • § 1. Algemeen overzicht 42
  • § 2. Samenvatting: de analyse die men moet maken bij bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap of een bestanddeel daarvan 44
  • § 3. Schenkingen waarbij geen louter eventuele rechten worden toegekend, gewijzigd of afgestaan op een toekomstige nalatenschap of een bestanddeel daarvan en waarbij het principe van de versterkte onherroepelijkheid van de schenking niet wordt geschonden 46 § 4. Voorbeelden van geldige schenkingen die uitwerking krijgen bij of na het overlijden van de schenker 47
  • § 5. Evolutie inzake de betekenis van het begrip “louter eventuele rechten” en inzake de betekenis van de versterkte onherroepelijkheid van de schenking. Implicaties voor de schenkingen met uitwerking bij of na het overlijden van de schenker onder het nieuwe erfrecht 48
  • I. Inleiding 49
  • II. Versoepeling inzake de theorie van de versterkte onherroepelijkheid van de schenking 50
  • III. Versoepeling inzake de interpretatie van de louter eventuele rechten in de definitie van het Hof van Cassatie betreffende het verbod van erfovereenkomsten 51
  • IV. Implicaties voor de schenking met uitwerking bij of na het overlijden van de schenker 54
   
  • HOOFDSTUK 3. DE SANCTIONERING VAN NIET-TOEGELATEN ERFOVEREENKOMSTEN 55Afdeling 1. Het principe van de relatieve nietigheid en de uitzondering van de absolute nietigheid 55
  • § 1. Het standpunt in de rechtsleer voorafgaand aan de invoering van het nieuwe erfrecht 55
  • § 2. Het oorspronkelijke standpunt in de wet van 31 juli 2017: absolute nietigheid als sanctie 56
  • § 3. Het standpunt in het nieuwe erfrecht na de wet van 22 juli 2018 57 I. Kritiek na de totstandkoming van de wet van 31 juli 2017 op de sanctie van de absolute nietigheid 57
  • II. Absolute nietigheid tijdens het leven van de persoon over wiens toekomstige nalatenschap wordt bedongen 58
  • III. De aard van de nietigheid na het overlijden van de persoon over wiens toekomstige nalatenschap men heeft bedongen 59
  • Afdeling 2. Gevolgen van de relatieve nietigheid en (in uitzonderlijke gevallen) van de absolute nietigheid 60
  • § 1. Het oorspronkelijke standpunt in de wet van 31 juli 2017 60
  • § 2. Het standpunt in het nieuwe erfrecht na de wet van 22 juli 2018 61
  • I. Gevolgen op burgerrechtelijk vlak 61
  • II. Gevolgen op fiscaal vlak 62
  • Afdeling 3. De nietigheid moet steeds worden gevorderd voor de rechter 64
  • Afdeling 4. De verjaring van de vordering tot nietigverklaring 65
  • § 1. Vraagstelling 64
  • § 2. Termijn van de verjaring 65
  • § 3. Vertrekpunt van de verjaringstermijn 65
  • I. Standpunten in rechtspraak en rechtsleer 65
  • II. De door mij verdedigde stelling 66
  • III. Nuancering, in het bijzonder bij de globale erfovereenkomst 66
 
  • HOOFDSTUK 4. WETTELIJKE UITZONDERINGEN OP HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN. BEKWAAMHEID OM EEN TOEGELATEN ERFOVEREENKOMST TE SLUITEN 67
  • Afdeling 1. De minderjarige 67
  • § 1. Machtiging aan de ouders of de voogd om op te treden in een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam, waarbij echter niet mag worden verzaakt aan rechten in een toekomstige nalatenschap 67
  • I. Principe: de minderjarige is handelingsonbekwaam. Zijn ouders of zijn voogd zullen moeten optreden 67
  • II. Beperking van de inhoud van de erfovereenkomst 67
  • III. Zowel de voogd als de ouders moeten machtiging van de vrederechter verkrijgen 69
  • IV. Machtiging in concreto 69
  • § 2. De aanvaarding van een schenking vervat in een erfovereenkomst 70
  • Afdeling 2. De persoon onder bewind 70
  • § 1. Inleiding: de bekwaamheid van de persoon onder bewind om een erfovereenkomst te sluiten 70
  • I. Inleiding 70
  • II. Eerste hypothese: de persoon onder bewind is onbekwaam verklaard om een erfovereenkomst te sluiten 71
  • A. De onbekwaamheid om een erfovereenkomst te sluiten 71
  • B. De onbekwaamheid om een schenking te doen 72
  • III. Tweede hypothese: de persoon onder bewind is niet onbekwaam verklaard om een erfovereenkomst te sluiten en is niet onbekwaam verklaard om een schenking te doen 72
  • A. De bekwaamheid om een erfovereenkomst te sluiten 72
  • B. De bekwaamheid om een schenking te doen 73
  • IV. De hypothese van een algemene onbekwaamheid voor de persoon onder bewind is afgeschaft 74
  • § 2. Wat zijn de mogelijkheden als de vrederechter de persoon onder bewind onbekwaam heeft verklaard om een erfovereenkomst te sluiten? 75
  • I. Inleiding 75
  • II. Eerste mogelijkheid: de persoon onder bewind verkrijgt machtiging om de erfovereenkomst te sluiten 75
  • A. Het verzoekschrift tot machtiging gaat uit van de persoon onder bewind 75
  • B. Elementen waarmee de vrederechter bij zijn beoordeling rekening zal houden 75
  • C. Bijlage bij het verzoekschrift: ontwerp van erfovereenkomst 76
  • D. Tweede bijlage bij het verzoekschrift: omstandige geneeskundige verklaring 77
  • E. De rechtshandeling betreffende de toekomstige nalatenschap wordt gesteld door de persoon onder bewind zelf 77
  • F. Geen bijzondere beperkingen wat de inhoud van de erfovereenkomst betreft 77
  • G. Machtiging om een schenking te doen 78
  • III. Tweede mogelijkheid: de bewindvoerder verkrijgt machtiging om de erfovereenkomst te sluiten 78
  • A. Het verzoekschrift tot machtiging gaat uit van de bewindvoerder en bij machtiging wordt de rechtshandeling gesteld door de bewindvoerder 78
  • B. Bijlage bij het verzoekschrift: ontwerp van erfovereenkomst 79
  • C. Bijzondere beperkingen wat de inhoud van de erfovereenkomst betreft 79
  • D. Machtiging om een schenking te doen 80
 
  • HOOFDSTUK 5. VORMVEREISTEN BETREFFENDE DE UITZONDERLIJK DOOR DE WETGEVER TOEGELATEN ERFOVEREENKOMSTEN 82
  • Afdeling 1. De vereiste van een notariële akte 82
  • Afdeling 2. Voorlichting van elke partij bij de erfovereenkomst en bedenktijd 84
  • § 1. Voorafgaande mededeling aan elke partij van het ontwerp van de notariële akte die de erfovereenkomst bevat 84
  • I. Mededeling van het ontwerp van de erfovereenkomst en van de plaats en het ogenblik waarop de vergadering zal worden gehouden met het oog op de toelichting van de inhoud van de erfovereenkomst en haar gevolgen 84
  • II. Wijze van mededeling van het ontwerp en het ogenblik van de vergadering 86
  • III. Wie zorgt voor de verzending van het ontwerp? 88
  • IV. Aan wie wordt het ontwerp verzonden? 88
  • V. Inhoud van het ontwerp 88
  • § 2. Vergadering van alle partijen bij de instrumenterende notaris 89
  • I. Inhoud van de vergadering en aanwezigheden op de vergadering 89
  • A. Inhoud van de vergadering 89
  • B. Aanwezigheden op de vergadering 89
  • II. Ogenblik waarop de vergadering wordt gehouden 95
  • A. Termijn van vijftien dagen 95
  • B. Vertrekpunt van de termijn van vijftien dagen 96
  • C. Geen mogelijkheid om van de termijn af te wijken 97
  • III. Wie moet de vergadering leiden? 97
  • IV. Moet er een notarieel proces-verbaal van deze vergadering worden opgemaakt? 98
  • § 3. Bedenktijd vóór de ondertekening van de akte 101
  • § 4. Mogelijkheid van een individueel onderhoud met de notaris 103
  • Afdeling 3. De inhoud van de notariële akte en de ondertekening daarvan 106
  • § 1. Bijstand van een andere notaris of een eigen raadsman 106
  • § 2. Vermeldingen in de akte 106
  • § 3. Moeten alle partijen persoonlijk aanwezig zijn bij de ondertekening van de notariële akte? 106
  • I. De voorzichtige aanpak 106
  • II. Kritische bedenkingen 107
  • A. Inleiding 107
  • B. Klaarblijkelijk standpunt van de wetgever 107
  • C. Kritische bedenkingen betreffende het sluiten van een erfovereenkomst in de hoedanigheid van beschikker 108
  • D. Kritische bedenkingen betreffende het verzaken aan rechten in een toekomstige nalatenschap 109
  • E. Verdeelde rechtsleer 110
  • F. De houding die men in de praktijk dient aan te nemen 110
  • III. Kan een erfovereenkomst worden gesloten op grond van een volmacht die een buitengerechtelijke bescherming tot stand brengt? 111
  • A. Inleiding 111
  • B. Het aangaan van een erfovereenkomst in de hoedanigheid van beschikker 111
  • C. Het sluiten van een erfovereenkomst als vermoedelijke erfgenaam, waarbij wordt verzaakt aan rechten in een toekomstige nalatenschap 112
  • D. Het sluiten van een erfovereenkomst als vermoedelijke erfgenaam, waarbij niet wordt verzaakt aan rechten in een toekomstige nalatenschap 112
  • IV. Kunnen aan het ontwerp van erfovereenkomst nog wijzigingen worden aangebracht na het verzenden van het ontwerp en na de informatievergadering? 113
  • A. Vraagstelling 113
  • B. Mogelijke standpunten 114
  • C. Het door mij verdedigde standpunt 115
  • D. Verder verloop van de procedure indien er naar aanleiding van de informatievergadering nog wijzigingen aan het ontwerp zijn aangebracht 116
  • E. Kunnen er nog wijzigingen worden aangebracht tijdens de bedenktijd (in de periode van minstens een maand tussen de informatievergadering en de ondertekening van de erfovereenkomst)? 117
  • § 4. Moet de notaris die de informatievergadering heeft gehouden ook de notariële akte houdende de erfovereenkomst verlijden? En moet de notaris die de akte verlijdt ook het individueel onderhoud met ieder van de partijen (die erom vraagt) hebben? 117
  • Afdeling 4. Samenvatting van het scenario 119
  • § 1. Informeel deel van de procedure, voorafgaand aan de door de wetgever in artikel 1100/5, § 2 BW voorziene procedure 119
  • § 2. De door de wetgever in artikel 1100/5, § 2 BW voorziene procedure 121
  • Afdeling 5. Uitzonderingen op de regels inzake de vorm van de erfovereenkomsten 122
  • § 1. Eerste uitzondering: artikel 1287, derde lid Ger.W. 122
  • § 2. Tweede uitzondering: contractuele erfstellingen 123
  • I. De oorspronkelijke wettekst ingevoerd door de wet van 31 juli 2017 123
  • II. Wijziging door de wet van 22 juli 2018 125
  • § 3. Alle andere wettelijke uitzonderingen 128
  • I. Inleiding 128
  • II. De wet-Valkeniers: artikel 1388, tweede lid BW 128
  • III. Andere wettelijke uitzonderingen op het verbod van erfovereenkomsten 129
  • IV. Evaluatie van het nieuwe artikel 1100/5, § 2 BW 129
  • V. Het testament als een uitzondering op het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen 130
  • Afdeling 6. Sanctionering van de miskenning van de bepalingen van artikel 1100/5 BW en kwalificatie als vormvereisten of grondvereisten 130
 
  • HOOFDSTUK 6. PUBLICITEIT VAN DE DOOR DE WETGEVER TOEGELATEN ERFOVEREENKOMSTEN 131
  • Afdeling 1. Inschrijving in het Centraal Register van Testamenten 131 Afdeling 2. Raadpleging van de erfovereenkomsten in het Centraal Register van Testamenten 132
  • § 1. Inleiding: de tekst ingevoerd door de wet van 31 juli 2017 132
  • § 2. De aanpassing van de wettekst door de wet van 22 juli 2018 133
  • § 3. Belang van de mogelijkheid tot raadpleging van het Centraal Register van Testamenten 134
  • § 4. Gevolgen van de niet-inschrijving in het Centraal Register van Testamenten 134
  • § 5. De bijzondere hypothese van de generatiesprong 135
 
  • HOOFDSTUK 7. EEN BIJZONDER TYPE VAN ERFOVEREENKOMST: DE GLOBALE ERFOVEREENKOMST 136
  • Afdeling 1. Inleiding 136
  • Afdeling 2. Algemene principes van de globale erfovereenkomst 137
  • § 1. Inleiding: een overeenkomst tussen de ouder(s) en de vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 137
  • § 2. Doelstelling: het realiseren van een evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 138
  • I. Een evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 138
  • II. Evenwicht is niet hetzelfde als gelijkheid 138
  • III. Een globale erfovereenkomst die dat evenwicht niet verwezenlijkt, kan niet nietig worden verklaard 139
  • IV. Positie van de notaris 140
  • V. Uitdrukkelijke vaststelling van het bestaan van een evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 142
  • VI. Waarmee kan rekening worden gehouden bij het vaststellen van het evenwicht? 142
  • VII. Hoe kan een onevenwicht worden hersteld of een evenwicht worden verwezenlijkt? 144
  • A. Een schenking of de toekenning van een voordeel 144
  • B. Een verplichting tot betaling van een som geld aan een of meer vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 145
  • VIII. Uitdrukkelijke vermelding van schenkingen en voordelen en vaststelling van hoe de partijen dit evenwicht hebben opgevat en aanvaard 146
  • IX. Een gedeeltelijke “globale” erfovereenkomst is ook mogelijk 147
  • X. Transparantie bij een daadwerkelijke “globale” erfovereenkomst 148
  • XI. Gevolgen van de globale erfovereenkomst 149
  • XII. Gegevens die de notaris nodig heeft om een globale erfovereenkomst voor te bereiden 150
  • XIII. Samenvatting van de vermeldingen die in de globale erfovereenkomst moeten voorkomen 150
  • A. Samenvatting van de vermeldingen 150
  • B. Hoe zal men de schenkingen en voordelen waarderen? 152
  • XIV. De mogelijkheid van meerdere opeenvolgende globale erfovereenkomsten 154
  • Afdeling 3. Een globale erfovereenkomst waarbij de beide ouders betrokken zijn 154
  • Afdeling 4. Regels van toepassing op de schenkingen in de globale erfovereenkomst 155
  • Afdeling 5. Bekwaamheid tot het sluiten van een globale erfovereenkomst 156
  • § 1. De bekwaamheid van de erflater-beschikker 156
  • § 2. De bekwaamheid van de vermoedelijke erfgenaam 156
  • Afdeling 6. Stiefkinderen: kinderen van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner 157
  • § 1. Principe 157
  • § 2. De doelstelling van het realiseren van een evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn van de ouder-beschikker blijft ook in deze hypothese bestaan 158
  • § 3. Kan men een kleinkind van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de beschikker bij de globale erfovereenkomst betrekken? 159
  • § 4. Moet men alle kinderen van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner bij de globale erfovereenkomst betrekken? 159
  • Afdeling 7. De toestemming tot de globale erfovereenkomst impliceert verzaking aan de vordering tot inkorting en de vordering tot inbreng 160
  • § 1. Algemene regel 160
  • § 2. Bijzondere regel voor de minderjarige 160
  • § 3. Bijzondere regel voor de persoon onder bewind? 162
  • § 4. Bijzondere regel voor de tussenkomende echtgenoot? 163
  • Afdeling 8. Impact van de globale erfovereenkomst op de samenstelling van de fictieve massa en op de aanrekening van de giften gedaan aan een derde 164
  • Afdeling 9. Tussenkomst van de echtgenoot van de beschikker in de globale erfovereenkomst 165
  • § 1. Tussenkomst van de echtgenoot in de globale erfovereenkomst 165
  • § 2. Geen tussenkomst van de echtgenoot in de globale erfovereenkomst 167
  • § 3. Positie van de echtgenoot van de beschikker wanneer het huwelijk dateert van na de ondertekening van de globale erfovereenkomst 168
  • Afdeling 10. De mogelijkheid van een generatiesprong in het raam van een globale erfovereenkomst 169
  • Afdeling 11. Het opduiken van nieuwe erfgenamen na de ondertekening van de globale erfovereenkomst 171
  • § 1. Inleiding 171
  • § 2. Gevolgen wat de globale erfovereenkomst betreft tussen de partijen en ten aanzien van de nieuwe vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 172
  • I. De globale erfovereenkomst blijft gelden tussen de partijen, doch is niet tegenwerpelijk aan de nieuwe vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn 172
  • II. Rechten van de nieuwe vermoedelijke erfgenamen 172
  • § 3. Kunnen de partijen bij de globale erfovereenkomst anders overeenkomen? 173
  • Afdeling 12. Kunnen wijzigingen worden aangebracht aan een globale erfovereenkomst nadat die is ondertekend? 174
  • Afdeling 13. De vraag in welke mate bij miskenning van de bepalingen van artikel 1100/7 BW een vordering tot nietigverklaring zou kunnen worden ingesteld 175
  • Afdeling 14. Toepasselijkheid van de bepalingen betreffende de door de wet uitzonderlijk toegelaten erfovereenkomsten 176
  • Afdeling 15. Fiscale gevolgen van de vermelding van een vroegere schenking in de globale erfovereenkomst 177
  • § 1. Vraagstelling 177
  • § 2. De houding van de fiscale administratie in de praktijk 177
  • § 3. De memorie van toelichting 177
  • § 4. Uitdrukkelijk standpunt van de Vlaamse decreetgever 178
  • Afdeling 16. Worden door de globale erfovereenkomst de doelstellingen van transparantie, familiale vrede, rechtszekerheid en conflictvermijding bereikt? 179
 
  • HOOFDSTUK 8. ENKELE NIEUWE OF GEWIJZIGDE WETTELIJKE UITZONDERINGEN OP HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN 182
  • Afdeling 1. Inleiding 182
  • Afdeling 2. Erfovereenkomsten inzake de inbreng 182
  • § 1. De erfovereenkomst met betrekking tot de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking 182
  • I. Inleiding: toelichting bij de inbrengregels die het nieuwe erfrecht voorziet 182
  • II. Een erfovereenkomst met betrekking tot de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking 185
  • A. Mogelijke erfovereenkomst 185
  • B. Hoe wordt deze instemming gegeven? 185
  • C. Toepasselijkheid van de artikelen 1100/2 tot en met 1100/6 BW 186 D. Geen verzaking aan de vordering tot inkorting 187
  • § 2. De erfovereenkomst met betrekking tot de hypothese dat de begiftigde niet onmiddellijk het recht heeft om over de volle eigendom van het geschonken goed te beschikken (art. 858, § 5, tweede en derde lid BW) 187
  • I. Eerste mogelijke erfovereenkomst 187
  • II. Tweede mogelijke erfovereenkomst 189
  • III. Hoe wordt deze instemming gegeven? 190
  • IV. Toepasselijkheid van de artikelen 1100/2 tot en met 1100/6 BW 190
  • V. Geen verzaking aan de vordering tot inkorting 191
  • § 3. De erfovereenkomst inzake de inbreng van een schenking gedaan aan een kleinkind (generatiesprong) (art. 845, § 2 BW): het kind neemt de inbrengverplichting op zich van de schenking gedaan aan het kleinkind 192
  • I. Principe 192
  • II. Gevolgen voor het kind in de nalatenschap van de schenker 193
  • III. Vereisten voor de toepassing van artikel 845, § 2 BW 194
  • IV. Gevolgen voor het kleinkind in de nalatenschap van het kind 195
  • V. Een voorbeeld 196
  • VI. Mogelijke complicaties 197
  • A. De ouder overlijdt vóór de grootouder 197
  • B. De ouder verwerpt de nalatenschap van de grootouder 199
  • § 4. De verzaking aan de vordering tot inbreng van een schenking: eerst omvormen naar een schenking met vrijstelling van inbreng en vervolgens verzaken aan de vordering tot inkorting 199
  • Afdeling 3. Erfovereenkomsten inzake de inkorting 200
  • § 1. De erfovereenkomst met betrekking tot de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking (art. 858, § 5, eerste lid BW, van toepassing ingevolge het nieuwe art. 922 BW) 200
  • I. Inleiding: toelichting bij de regels inzake inkorting die het nieuwe erfrecht voorziet 200
  • II. Een erfovereenkomst met betrekking tot de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking 202
  • A. Mogelijke erfovereenkomst 202
  • B. Hoe wordt deze instemming gegeven? 203
  • C. Toepasselijkheid van de artikelen 1100/2 tot en met 1100/6 BW 203
  • D. Geen verzaking aan de vordering tot inkorting 203
  • § 2. De erfovereenkomst met betrekking tot de hypothese dat de begiftigde niet onmiddellijk het recht heeft om over de volle eigendom van het geschonken goed te beschikken (art. 858, § 5, tweede en derde lid BW) 203
  • I. Eerste mogelijke erfovereenkomst 203
  • II. Tweede mogelijke erfovereenkomst 204
  • III. Hoe wordt deze instemming gegeven? 204
  • IV. Toepasselijkheid van de artikelen 1100/2 tot en met 1100/6 BW 204 V. Geen verzaking aan de vordering tot inkorting 206
  • § 3. De verzaking aan de vordering tot inkorting vóór het openvallen van de nalatenschap (art. 918 BW) 206
  • I. Inleiding: toelichting bij de regels inzake inkorting die het nieuwe erfrecht voorziet 206
  • II. De verzaking aan de vordering tot inkorting 208
  • § 4. De verzaking aan de vordering tot inkorting tegen de derde verkrijger onder kosteloze titel (art. 924, vierde lid BW) 211
  • Afdeling 4. Wijziging van artikel 1388, tweede lid BW inzake het Valkeniersbeding (art. 1388, tweede lid BW) 212
  • § 1. De overeenkomst bedoeld in artikel 1388, tweede lid BW vóór de inwerkingtreding van de wet van 22 juli 2018 212
  • I. Mogelijkheid tot verzaking aan reservataire aanspraken door de echtgenoten bij niet-gemeenschappelijke kinderen 213
  • II. Beperking van de mogelijkheid tot verzaking aan reservataire aanspraken: behoud van de concrete reserve 214
  • § 2. De overeenkomst bedoeld in artikel 1388, tweede lid BW vanaf de inwerkingtreding van de wet van 22 juli 2018 214
  • I. Nieuwe regeling 214
  • II. Toepasselijkheid van de artikelen 1100/2 tot en met 1100/6 BW 215
  • III. Geen uitbreiding van de regeling van artikel 1388, tweede lid BW tot de echtgenoten zonder niet-gemeenschappelijke kinderen 215
  • IV. Bedenkingen in verband met de redactie van een overeenkomst met toepassing van artikel 1388, tweede lid BW 216
  • Afdeling 5. Wijziging van het ogenblik van inwerkingtreding van de overeenkomst inzake het wettelijk erfrecht, het voortgezet vruchtgebruik en het voorbehouden erfdeel bij een echtscheiding door onderlinge toestemming (art. 915bis, § 3, derde lid BW) 219
  • § 1. De overeenkomst bedoeld in artikel 1287, derde lid Ger.W. 219
  • § 2. De overeenkomst bedoeld in artikel 1287, derde lid Ger.W. na de wijziging door de wet van 31 juli 2017 220
  • I. Het ogenblik waarop de overeenkomst bedoeld in artikel 1287, derde lid Ger.W. in principe uitwerking krijgt 220
  • II. De mogelijkheid om daarvan af te wijken 221
  • III. Vormvereisten 221
  • IV. Een standaardclausule? 221
  • V. Toch een voorkeur voor een notariële akte? 222
  • Afdeling 6. Verzaking aan het recht van vruchtgebruik betreffende een schenking gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik door de eerststervende echtgenoot of eerststervende wettelijk samenwonende (art. 858bis, § 6 BW) 223
  • § 1. Het voortgezet vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en langstlevende wettelijk samenwonende bij een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door een echtgenoot of een wettelijk samenwonende 223
  • I. Inleiding: overzicht van de toepasselijke regels inzake het voortgezet vruchtgebruik 223
  • A. Geen vordering tot inbreng voor de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende 223
  • B. Eerste hypothese 223
  • C. Tweede hypothese 225
  • D. Derde hypothese 226
  • E. Geen beding van terugval van het vruchtgebruik meer nodig 227
  • II. Voorwaarde: de langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende moet wel tot de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot of eerststervende wettelijk samenwonende komen om dat vruchtgebruik te kunnen uitoefenen 227
  • III. Het voortgezet vruchtgebruik kan niet meer worden uitgeoefend wanneer de schenker vóór zijn overlijden verzaakt aan het vruchtgebruik 229
  • § 2. Verzaking door de langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende aan het voortgezet vruchtgebruik tijdens het leven van de schenker 230
  • § 3. Ontneming van het voortgezet vruchtgebruik door de gehuwde schenker 234
  • § 4. Ontneming van het voortgezet vruchtgebruik door de wettelijk samenwonende schenker 235
  • § 5. De fiscale behandeling van het “voortgezet” vruchtgebruik in het Vlaamse Gewest 235
  • Afdeling 7. Omvorming van een schenking als voorschot op erfdeel in een schenking met vrijstelling van inbreng en omgekeerd 237
  • § 1. Omvorming van een schenking als voorschot op erfdeel in een schenking met vrijstelling van inbreng 237
  • I. Principiële mogelijkheid tot omvorming van een schenking als voorschot op erfdeel in een schenking met vrijstelling van inbreng 237
  • II. Eerste werkwijze: een overeenkomst tussen de schenker en de begiftigde 237
  • III. Tweede werkwijze: een testament opgemaakt door de schenker 240
  • § 2. Omvorming van een schenking met vrijstelling van inbreng in een schenking als voorschot op erfdeel 241
  • I. Principiële mogelijkheid tot omvorming van een schenking met vrijstelling van inbreng in een schenking als voorschot op erfdeel 241
  • II. Eerste werkwijze: een overeenkomst tussen de schenker en de begiftigde 242
  • III. Tweede werkwijze: een testament opgemaakt door de schenker 243
  • § 3. Vormt de omvorming een beding betreffende een toekomstige nalatenschap en moeten de artikelen 1100/5 en 1100/6 BW worden toegepast? 244
  • I. Vormde de omvorming onder de wet van 31 juli 2017 een beding betreffende een toekomstige nalatenschap (met als gevolg de verplichte toepassing van de artikelen 1100/5 en 1100/6 BW)? 244
  • II. Beslechting van de discussie door de wet van 22 juli 2018 245 Afdeling 8. De overeenkomst over erfrecht en voorbehouden erfdeel in het kader van een echtscheiding door onderlinge toestemming 246
  • § 1. Inleiding 246
  • § 2. De wettekst vóór de wijziging door de wet van 22 juli 2018 246
  • § 3. De wettekst na de wijziging door de wet van 22 juli 2018 247
     
  • HOOFDSTUK 9. ANDERE DOOR DE WET TOEGELATEN ERFOVEREENKOMSTEN 248
  • Afdeling 1. Inleiding 248
  • Afdeling 2. Bespreking 249
  • § 1. De erfstelling over de hand 249
  • § 2. Artikel 299 BW 249
  • I. Het nieuwe artikel 299 BW na de wijziging door de wet van 22 juli 2018 249 II. In bepaalde gevallen een door de wetgever uitzonderlijk toegelaten erfovereenkomst 250
  • III. In andere gevallen geen erfovereenkomst 251
  • § 3. De inbreng van een in de toekomst te erven goed 252
  • § 4. De clausule in de schenkingsakte dat de langstlevende echtgenoot geen recht van vruchtgebruik zal kunnen uitoefenen op de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer 252
   
  • HOOFDSTUK 10. DE ASCENDENTENVERDELING ONDER DE LEVENDEN: DE ARTIKELEN 1100/2 TOT EN MET 1100/6 BW WORDEN VAN TOEPASSING VERKLAARD OP DE ASCENDENTENVERDELING ONDER DE LEVENDEN 255
   
  • Afdeling 1. Wijziging van artikel 1076, tweede lid BW door de wet van 31 juli 2017 255
 
  • Afdeling 2. De ascendentenverdeling onder de levenden 255
  • Afdeling 3. Is een ascendentenverdeling onder de levenden een uitzonderlijk door de wetgever toegelaten erfovereenkomst? 257
  • Afdeling 4. Gevolgen van de kwalificatie door de wetgever van een ascendentenverdeling onder de levenden als een uitzonderlijk door de wetgever toegelaten erfovereenkomst 258
  • Afdeling 5. Wanneer is er sprake van een ascendentenverdeling onder de levenden? De criteria om te besluiten tot een ouderlijke boedelverdeling onder de levenden 260
  • § 1. Inleiding: de vroegere discussie over de afbakening van het begrip “ascendentenverdeling onder de levenden” 260
  • § 2. De verdeling van de goederen moet gebeuren door de bloedverwanten in de opgaande lijn: het onderscheid met de dubbele akte 260
  • § 3. De noodzaak om verschillende kavels te maken die goederen bevatten toebehorend aan de ascendenten? 263
  • § 4. Alle afstammelingen die ingevolge de wet tot de nalatenschap van de ascendent(en) zullen komen moeten bij de ascendentenverdeling betrokken zijn 264
  • § 5. Criteria om het onderscheid te maken 264
   
  • HOOFDSTUK 11. GEVOLGEN VAN DE TOEGELATEN ERFOVEREENKOMSTEN 266
  • Afdeling 1. Geen vervroegde aanvaarding van de nalatenschap 266
  • Afdeling 2. Degene die door plaatsvervulling tot de nalatenschap komt, is verbonden door de erfovereenkomsten gesloten door de persoon in wiens plaats hij tot de nalatenschap komt 267
  • Afdeling 3. Herroeping van de verzaking aan rechten in een toekomstige nalatenschap 268
  • § 1. De gronden tot herroeping van een verzaking aan rechten in een toekomstige nalatenschap 268
  • § 2. De gevolgen van de herroeping strekken zich niet uit tot de volledige erfovereenkomst 269
  • § 3. De vordering tot herroeping moet worden ingesteld binnen een korte termijn 269
  • I. De vordering tot herroeping tijdens het leven van de verzaker 269
  • II. De vordering tot herroeping na het overlijden van de verzaker 270
  • III. De vordering tot herroeping na het overlijden van de begunstigde 272
  • § 4. Uiterste termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping 272
  • I. Principe 272
  • II. Het uiterste ogenblik voor het instellen van de vordering tot herroeping bij een minnelijke vereffening-verdeling 273
  • III. Het uiterste ogenblik voor het instellen van de vordering tot herroeping bij een gerechtelijke vereffening-verdeling 274
  • Afdeling 4. Een verzaking aan rechten in een toekomstige nalatenschap voortvloeiend uit een toegelaten erfovereenkomst is geen gift 274
  • § 1. Het nieuwe erfrecht 274
  • § 2. De wet van 31 juli 2017 274
  • § 3. De wet van 22 juli 2018 275
     
  • HOOFDSTUK 12. MODELLEN VAN ERFOVEREENKOMSTEN 276
  • Afdeling 1. Model van een globale erfovereenkomst 276
  • Afdeling 2. Modellen van andere erfovereenkomsten 296
  • § 1. De erfovereenkomst met betrekking tot de waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking (art. 858, § 5, eerste lid BW, eveneens van toepassing ingevolge het nieuwe art. 922 BW) 296
  • § 2. De erfovereenkomst met betrekking tot de hypothese dat de begiftigde niet onmiddellijk het recht heeft om over de volle eigendom van het geschonken goed te beschikken (art. 858, § 5, tweede en derde lid BW) 296
  • § 3. De erfovereenkomst inzake de inbreng van een schenking gedaan aan een kleinkind (generatiesprong) (art. 845, § 2 BW) 298
  • § 4. De verzaking aan de vordering tot inkorting vóór het openvallen van de nalatenschap (art. 918 BW) 300
  • § 5. De verzaking aan de vordering tot inkorting tegen de derde verkrijger onder kosteloze titel in de akte waarbij een met vrijstelling van inbreng geschonken goed wordt doorgeschonken (art. 924, vierde lid BW) 301
  • § 6. Clausules in een huwelijkscontract op grond van artikel 1388, tweede lid BW inzake het Valkeniersbeding (art. 1388, tweede lid BW) 302
  • § 7. Wijziging van het ogenblik van inwerkingtreding van de overeenkomst inzake het wettelijk erfrecht en het voorbehouden erfdeel bij een echtscheiding door onderlinge toestemming (art. 915bis, § 3, derde lid BW) 305
  • § 8. Verzaking aan het recht van vruchtgebruik betreffende een schenking gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik door de eerststervende echtgenoot of eerststervende wettelijk samenwonende (art. 858bis, § 6 BW) 305
  • § 9. Omvorming van een schenking als voorschot op erfdeel in een schenking met vrijstelling van inbreng en omgekeerd 306
  • Afdeling 3. Briefwisseling of mails (te richten aan ieder van de partijen afzonderlijk indien de procedure van art. 1100/5, § 2 BW van toepassing is) 310
  • Afdeling 4. Proces-verbaal van de informatievergadering voorzien in artikel 1100/5, § 2, eerste lid BW 311
 
  • HOOFDSTUK 13. INWERKINGTREDING VAN DE WETTEN VAN 31 JULI 2017 EN 22 JULI 2018 EN OVERGANGSBEPALINGEN 317
  • Afdeling 1. Inleiding 317
  • Afdeling 2. Inwerkingtreding van de wet van 31 juli 2017 en overgangsbepalingen relevant voor het verbod van erfovereenkomsten 317 § 1. Inleiding 317
  • § 2. De beoordeling van de geldigheid van rechtshandelingen volgens het nieuwe verbod van erfovereenkomsten 317
  • § 3. De beoordeling van de geldigheid van rechtshandelingen volgens de vroegere regels inzake het verbod van erfovereenkomsten 317
  • § 4. Artikel 918 BW 319
  • Afdeling 3. Inwerkingtreding van de wet van 22 juli 2018 319
  • § 1. Inwerkingtreding van de wet van 22 juli 2018 319
  • § 2. Implicaties inzake de beoordeling van de geldigheid van de Valkeniersovereenkomst 319
 
  • SLOTBESCHOUWINGEN 320

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift