Inhoudstabel:

  • Voorwoord
  • Inleiding door de minister
  • .
  • Nog steeds te hoge stikstofdeposities: nood aan een passend Vlaams antwoord Zuhal Demir   1
  • Eigendomsbeperkingen en bestemmingsimmobiliteit in het licht van
  • het realisatiegerichte karakter van een RUP Pieter-Jan Defoort   3
  • I. Probleemstelling   3
  • II. Wanneer is een eigendomsbeperking onwettig?  5
  • A. Een RUP moet realisatiegericht zijn   5
  • B. Toepassing op de genoemde voorbeelden 9
  • 1. Actorgerichte voorschrift en 9
  • 2. Bestemming afhankelijk van medewerking van derden of van een onzekere gebeurtenis  15
  • i) Procedureregels in een RUP  15
  • ii) Het voorzien van een nabestemming  18
  • iii) De fasering van een bestemming  20
  • iv) De verplichting een (deel)gebied in één geheel te ontwikkelen 23
  • 3. Publieke bestemming op privé-eigendom   26
  • III. Overheidsaansprakelijkheid voor het opleggen van eigendoms-
  • beperkingen en/of het niet realiseren van de bestemming 27
  • A. Onderscheid tussen foutaansprakelijkheid en foutloze aansprakelijkheid 27
  • B. Foutaansprakelijkheid wegens stilzitten van de overheid  28
  • 1. Plicht tot minnelijke aankoop of onteigening   28
  • 2. Gedwongen aankoop via de rechter 30
  • C. Foutloze aansprakelijkheid  36
  • 1. Decretale aankoopregelingen  36
  • 2. Planschade   40
  • 3. Kapitaal- en gebruikersschadecompensatie 43
  • 4. Vergoeding wegens het opleggen van onevenredige lasten  44
  • IV. Besluit 57
   
  • Over woonuitbreidingsgebieden en hun aansnijding
  • Naar een meer systematisch, rechtszeker evenwicht tussen
  • Kristof Hectors en Céline Bimbenet   59
  • I. Inleiding   59
  • II. Ontwikkelingsmogelijkheden in woonuitbreidingsgebied  60
  • A. Het gewestplanvoorschrift 61
  • B. Aanvullende voorschrift
  • en in de VCRO 63
  • III. Enkele knelpunten van de huidige regeling   66
  • A. Vereiste van globale verkaveling leidt
  • de facto
  • tot vergunnings stop  67
  • B. Vereiste van woonbehoeftestudie  70
  • C. Zonevreemdheid   75
  • D. Onwettige vergunningspraktijk voor restpercelen 76
  • IV. De lege feranda: het voorontwerp van decreet tot wijziging van de
  • Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wat betreft
  • de ontwikkelingdsmogelijkheden voor woonreservegebieden en het voorstel van
  • decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
  • van 15 mei 2009, wat de woonreservegebieden betreft 77
  • A. Uitbreiding van het toepassingsgebied naar alle woonreserve-
  • gebieden   80
  • B. Opheffing zonevreemdheid bestaande woningen in niet-geor-
  • dend woon reservegebied . 80
  • C. Regeling voor restpercelen   81
  • D. Principe: gemeentelijke besluitvorming met controle op Vlaams niveau 83
  • E. Ontwikkelingsmogelijkheden voor gebieden in eigendom van
  • sociale woonorganisaties  85
  • bied via RUP 87
  • G. Uitzondering in het voorontwerp van decreet: rechtstreekse
  • aansnijding op grond van een goedgekeurd gemeentelijk ruim-
  • telijk beleidsplan  88
  • H. Machtiging aan de Vlaamse Regering om de inrichtingsprinci-
  • pes voor de ontwikkeling in woonreservegebieden te bepalen 88
  • I. “Overname” van de vergoeding waartoe lokale besturen
  • veroordeeld worden omwille van onbebouwbaar maken van
  • woonreservegebieden in afwachting van de vaststelling van de
  • negatieve lijst  89
  • bepalingen en inwerking treding  90
  • VI. Conclusie  92
 
 
  • Vergoeding voor planschade en de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof
  • Matthias Valkenier 93
  • I. Inleiding 93
  • II. De voorwaarden voor de vergoeding: objectieve bouwgrond 95
  • A. Grond met inherente bouw- en omgevingskwaliteiten  96
  • B. Stedenbouwkundig bebouwbare grond  98
  • C. Grond binnen 50 meter vanaf de rooilijn  101
  • 1. 50 meter in plannen van aanleg 102
  • 2. 50 meter in ruimtelijke uitvoeringsplannen   104
 
  • III. De begroting van de vergoeding: objectieve schade 106
  • A. Enkel feitelijke schade  107
  • 1. Feitelijke schade met onmiddellijke werking   110
  • 2. Feitelijke schade met budgettaire gevolgen   113
  • B. Enkel 80% van de schade 115
  • C. Met baten gecompenseerde schade 116
 
  • IV. Rechtsbescherming tegen de vergoeding: objectief en subjectief
  • contentieux  119
  • V. De toekomst van de vergoeding: objectieve factoren 123
  • VI. Conclusie 127
  • De vermoedens van vergunning
  • Status quaestionis
  • Gregory Verhelst  131
  • I. De ‘vergund geachte’ constructie   131
  • II. Decretale vermoedens van vergunning  132
  • A. Dubbele scharnierdatum 132
  • B. Toepassingsgebied  135
  • 1. Constructie 135
  • 2. Functie   135
  • 3. Latere wijzigingen  136
  • 4. Latere vergunningsbeslissingen 140
  • 5. In kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissingen   141
  • C. Bewijs van het vermoeden van vergunning   142
  • 1. Bewijslast rust op de aanvrager 142
  • 2. Vrije bewijslevering 142
  • 3. Rol van de overheid. 145
  • D. Tegenbewijs  149
  • 1. Onweerlegbaar vermoeden van vergunning  149
  • 2. Weerlegbaar vermoeden van vergunning   149
  • a) Beperking van de bewijsmiddelen  149
  • b) Temporele beperking  154
  • E. De inschrijving van het vermoeden van vergunning in het
  • vergunningenregister   155
  • 1. Middels een registratieverzoek  155
  • a) Het verzoek   155
  • b) Behandeling van het verzoek  157
  • c) Beslissing van het schepencollege  158
  • d) Beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen  162
  • 2. Middels een vergunningsaanvraag  166
  • 3. Middels een rechterlijke uitspraak  168
  • 4. Gevolgen  169
 
 
  • III. Praetoriaanse of jurisprudentiële vermoedens van vergunning  173
  • A. Grondslag 173
  • B. Voorbeelden  174
  • 1. Functiewijzigingen 174
  • 2. Wijziging van het aantal woongelegenheden  175
  • 3. Aanleg/wijziging van recreatieve terreinen   176
  • 4. Gewoonlijk gebruik  178
  • C. Registratie van het jurisprudentieel vermoeden van vergunning . . 180
  • IV. Conclusie  181
 
 
  • De rechtsmacht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen in beweging
  • Over hoe de complexe administratieve rechtshandeling zorgt
  • voor een verschuiving van RvS naar RvVB
  • Annelies Maes  183
  • I. Inleiding   183
  • II. Directe rechtsmacht   186
  • A. Uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende een
  • omgevingsvergunning, genomen in laatste administratieve
  • aanleg  186
  • B. Aktename of niet-aktename van een melding  193
  • C. Registratiebeslissingen 197
  • D. Onteigeningsbeslissingen  202
  • III. Indirecte rechtsmacht  210
  • A. Artikel 159 van de Grondwet 210
  • B. Advies  217
  • C. Gemeenteraadsbeslissing over de zaak van de wegen   220
  • D. Principieel akkoord  223
  • E. Ontheffingsbeslissing van de dienst MER  225
  • F. Stedenbouwkundig attest   225
  • IV. Conclusie  226
 
 
  • De evolutie van de basisrechten voor zonevreemde constructies
  • Michiel Deweirdt  229
  • I. Inleiding: de weg naar basisrechten voor zonevreemde constructies  229
  • II. Onderhouds- en stabiliteitswerken aan zonevreemde constructies  231
  • III. Zonevreemde basisrechten in de VCRO  233
  • A. Afwijking van bestemmingsvoorschrift
  • en 235
  • B. De basisrechten gelden voor constructies  236
  • C. De zonevreemde constructie moet bestaan   237
  • D. De zonevreemde constructie moet hoofdzakelijk vergund zijn 239
  • E. De zonevreemde constructie mag niet verkrot zijn  241
  • F. Geen gevaar vormen voor de goede ruimtelijke ordening  243
  • G. De constructie moet niet noodzakelijk gelegen zijn aan een
  • bestaande, voldoende uitgeruste weg  244
 
  • IV. Bijzondere voorwaarden voor zonevreemde woningen
  • A. Begrip woning  246
  • B. Begrip bouwvolume 246
  • C. Verbouwen van een zonevreemde woning  248
  • D. Herbouwen op dezelfde plaats  248
  • E. Herbouwen op een gewijzigde plaats  249
  • F. Uitbreiden 250
 
  • V. Bijzondere voorwaarde voor bestaande zonevreemde constructies,
  • niet zijnde woningbouw   250
  • A. Verbouwen 251
  • B. Herbouwen op dezelfde plaats  251
  • C. Herbouwen op een gewijzigde plaats   251
  • D. Uitbreiden en aanpassen   252
 
  • VI. Van uitzonderingsregels tot basisrechten voor zonevreemde
  • constructies  253
  • Onroerend erfgoed en VCRO
 
  • Over hun verhouding en de afwijkings-mogelijkheden ten voordele van onroerend erfgoed
  • Lise Vandenhende   255
  • I. Inleiding  255
  • II. Verhouding ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed  256
  • A. Primauteit van de ruimtelijke ordening  256
  • B. Verhouding omgevingsvergunning en beschermingsbesluit 259
  • III. Onroerend erfgoed in de VCRO: afwijkingsbepalingen    263
  • A. Zonevreemde functiewijzigingen voor geïnventariseerd bouw-
  • kundig erfgoed  263
  • B. Afwijkingsmogelijkheden voor beschermd onroerend erfgoed . . . . 265
  • 1. Algemeen  265
  • 2. Bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies  267
  • 3. Handelingen aan of in de omgeving van beschermd
  • onroerend erfgoed  268
  • 4. Advies agentschap Onroerend Erfgoed  271
  • C. Interactie  272
  • IV. Besluit  27
  • 5. De wisselwerking tussen vergunningen en burgerlijke rechten, een
  • greep uit de praktijk
  • John Toury en Filip Van Dievoet 277
  • I. Situering   277
  • II. Voorbeelden uit de praktijk  281
  • A. Akkoordverklaring van een nabuur (derde) met het bouwproject  281
  • B. Conventionele bouwbeperkingen in privaatrechtelijke overeen-
  • komsten  284
  • C. Recht van uitweg / Statuut (los)wegen  290
  • D. Lichten en uitzichten  294
  • E. Vergunningen en de scheiding der machten   296
  • F. Conclusie  302

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift