Inhoudstabel:

  • Deel I. Inleidende beschouwingen.....................................................................................................1 Boek I. Probleemstelling en onderzoeksdoel, onderzoeksvragen, methodologie, de goederen naargelang de vorm van hun bekendmaking..................................................................................1 Titel I. Probleemstelling en onderzoeksdoel............................................................................1 Titel II. Onderzoeksvragen.......................................................................................................3 Titel III. Methodologie en terminologie...................................................................................4 Hoofdstuk I. Welk(e) recht(en)?..........................................................................................4 Afdeling 1. Vermogensrecht...........................................................................................4 Afdeling 2. Rechtsvergelijkende methode......................................................................5 Onderafdeling 1. Gebruikte techniek.........................................................................5 Onderafdeling 2. Systematisch in de rechtsvergelijking geïntegreerde rechtsstelsels. .....................................................................................................................................5 Onderafdeling 3. Rechtsstelsels waarmee punctueel vergeleken wordt....................5 Afdeling 3. Rechtsgeschiedenis......................................................................................6 Hoofdstuk II. Terminologie.................................................................................................8 Afdeling 1. De verkrijgende verjaring in de talen van de onderzochte rechtsstelsels....8 Afdeling 2. De partijen bij de verkrijgende verjaring.....................................................9 Afdeling 3. Voltooiing en intreding van de verkrijgende verjaring................................9 Titel IV. De goederen naargelang de vorm van hun bekendmaking........................................9 Hoofdstuk I. Loutere bezitsgoederen................................................................................10 Hoofdstuk II. Naamgoederen............................................................................................10 Hoofdstuk III. Rekeninggoederen.....................................................................................11 Hoofdstuk IV. Registergoederen........................................................................................11 Hoofdstuk V. Blockchaingoederen als voorbeeld van een opkomende vorm van bekendmaking.....................................................................................................................14 Boek II. Begripsomschrijving, grondslag en afbakening van de verkrijgende verjaring...........16 Titel I. Begripsomschrijvingen van de verkrijgende verjaring...............................................16 Hoofdstuk I. Werkdefinitie van de verkrijgende verjaring................................................16 Afdeling 1. Overzicht der wettelijke definities.............................................................16 Afdeling 2. Omschrijving van de werkdefinitie...........................................................17 Hoofdstuk II. Rechtstheoretische definities van de verkrijgende verjaring......................18 Afdeling 1. De verkrijgende verjaring als juridische bevestiging van een feitelijke tegenspraak en aanspraak..............................................................................................18 Afdeling 2. De verkrijgende verjaring als toepassing van de schijnleer.......................22 Hoofdstuk III. De eigenheid van de verkrijgende verjaring (adverse possession) in Engeland.............................................................................................................................23 Titel II. Grondslag van de verkrijgende verjaring..................................................................24 Titel III. Afbakening van de verkrijgende verjaring...............................................................25 Hoofdstuk I. Afbakening tegenover enkele andere op bezit gebaseerde wijzen van eigendomsverkrijging.........................................................................................................25 Hoofdstuk II. Afbakening tegenover andere rechtsfiguren...............................................25 Hoofdstuk III. Afbakening tegenover de bevrijdende verjaring........................................26 Boek III. De verkrijgende verjaring en het gemeen recht...........................................................28 XXIII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 23 25/06/19 13:02 Titel I. De verkrijgende verjaring is gemeen recht (binnen het vermogensrecht)..................28 Titel II. De plaats van de gemeenrechtelijke regeling van de verkrijgende verjaring............28 Titel III. Het gemeen recht van de verjaring..........................................................................29 Boek IV. De verkrijgende verjaring en de openbare orde...........................................................31 Titel I. De (verkrijgende) verjaring als deel van de openbare orde........................................31 Titel II. De openbare orde of goede zeden als rem op de verkrijgende verjaring..................32 Hoofdstuk I. Beginsel en illustraties.................................................................................32 Hoofdstuk II. Eigendomsrecht is van openbare orde, maar verkrijgende verjaring blijft mogelijk..............................................................................................................................33 Boek V. Conventionele regeling van de verkrijgende verjaring.................................................34 Boek VI. Deelbesluit...................................................................................................................34 Boek VII. Algemeen plan............................................................................................................35 Deel II. De legitimiteit van de verkrijgende verjaring.....................................................................36 Boek I. Probleemstelling en plan................................................................................................36 Boek II. Welke beginselen liggen thans ten grondslag aan het Belgische privaatrecht?............36 Titel I. Probleemstelling.........................................................................................................36 Titel II. De bronnen van de fundamentele beginselen van het Belgische privaatrecht..........36 Titel III. De fundamentele beginselen van het Belgische privaatrecht..................................39 Boek III. Argumenten ten gunste van de verkrijgende verjaring................................................41 Titel I. Inleiding......................................................................................................................41 Titel II. Behoud en versterking van de legitimiteit van het rechtsbestel................................43 Hoofdstuk I. Erkenning van de Umwertung van de legitimiteit door langdurig verjaringsbezit....................................................................................................................43 Hoofdstuk II. Ancienneté a autorité...................................................................................44 Hoofdstuk III. Bevordering van de rechtsvrede................................................................45 Hoofdstuk IV. Bevordering van de rechtszekerheid..........................................................46 Afdeling 1. Inleiding.....................................................................................................46 Afdeling 2. Hoe de verkrijgende verjaring de rechtszekerheid dient...........................47 Onderafdeling 1. Bewijshulp...................................................................................47 § 1. Inleiding.......................................................................................................47 § 2. Het eigendomsbewijs...................................................................................48 Alinea 1. Vorm van het eigendomsbewijs......................................................48 1. Beginselen..............................................................................................48 2. Illustraties van bewijsmoeilijkheden zonder verkrijgende verjaring.....48 3. Toepassing op beperkte zakelijke rechten..............................................49 Alinea 2. Verkrijgende verjaring als wettelijk vermoeden van eigendom......49 Alinea 3. Tegenbewijs tegen het wettelijk vermoeden?.................................50 § 3. Een variante: bewijshulp door langdurig bezit.............................................50 § 4. Definitief eigendomsbewijs enkel door bewijs van dertigjarige verkrijgende verjaring...............................................................................................................51 Alinea 1. Beperkt nut van andere oorspronkelijke wijzen van eigendomsverkrijging......................................................................................51 Alinea 2. Het nut van de dertigjarige verkrijgende verjaring.........................52 Onderafdeling 2. Vermijding van talrijke moeilijkheden met betrekking tot akten en andere bewijsmiddelen..............................................................................................53 Onderafdeling 3. Functieverschuiving van de verkrijgende verjaring.....................54 XXIV BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 24 25/06/19 13:02 Afdeling 3. Kritiek op de rechtszekerheid als argument voor verjaring.......................55 Titel III. Rechtseconomische functies....................................................................................55 Hoofdstuk I. Kanttekeningen bij de rechtseconomische argumenten...............................55 Hoofdstuk II. Aansprakelijkheidsbeperking......................................................................57 Hoofdstuk III. Kosten en baten van investeringen laten toekomen aan de investeerder...58 Afdeling 1. Veiligstellen van investeringen..................................................................58 Afdeling 2. Verhinderen van het afschuiven van kosten..............................................59 Hoofdstuk IV. Verminderen van transactiekosten en afweging tegen toezichtkosten.......59 Hoofdstuk V. Aanzetten tot gebruik of bestraffen van niet-gebruik..................................60 Hoofdstuk VI. Goederen terug in omloop brengen...........................................................61 Afdeling 1. Begrip........................................................................................................61 Afdeling 2. Illustratie....................................................................................................63 Hoofdstuk VII. Herverdelend effect..................................................................................63 Titel IV. Reparerende functies van de verkrijgende verjaring................................................64 Hoofdstuk I. Bekendmaking van zakelijke rechten...........................................................64 Afdeling 1. Nood aan hulp door de verkrijgende verjaring..........................................65 Onderafdeling 1. Heling van bekendmakingsgebreken bij onroerende goederen.. .65 Onderafdeling 2. Bekendmakingsgebreken bij andere registergoederen.................65 Onderafdeling 3. Bekendmakingsgebreken bij bezitsgoederen en rekeninggoederen......................................................................................................66 Afdeling 2. Kan de verkrijgende verjaring gebruikt worden door de eigenaar?..........66 Onderafdeling 1. Inleiding.......................................................................................66 Onderafdeling 2. Nut en onnut van de verkrijgende verjaring voor de eigenaar.....67 § 1. Tussen de partijen.........................................................................................67 § 2. Tegenover derden.........................................................................................68 Onderafdeling 3. Is de verkrijgende verjaring überhaupt mogelijk?.......................68 § 1. Hoe kan de eigenaar toch de verkrijgende verjaring inroepen?...................68 § 2. Illustraties uit de praktijk..............................................................................70 § 3. Besluit...........................................................................................................71 Hoofdstuk II. Verkrijging van een zakelijk recht en heling van gebrekkige verkrijgingen. ............................................................................................................................................71 Afdeling 1. Eigendomsverkrijging...............................................................................71 Onderafdeling 1. Loutere eigendomsverkrijging.....................................................71 Onderafdeling 2. Heling van mislukte doch beschermwaardige eigendomsovergangen...............................................................................................72 § 1. Terminologie................................................................................................72 Alinea 1. Heling..............................................................................................72 Alinea 2. Eigendomsovergang en eigendomsoverdracht................................73 § 2. Eigendomsoverdrachten...............................................................................73 Alinea 1. Wijzen waarop een eigendomsoverdracht kan mislukken..............74 1. Vereisten voor eigendomsoverdracht en de problemen daarmee...........74 2. Onderverdeling van de verkrijgende verjaring naar het te helen gebrek. ....................................................................................................................74 Alinea 2. Heling van beschikkingsonbevoegdheid (usucapio a non domino). .........................................................................................................................75 Alinea 3. Heling van andere gebreken in de titel (usucapio a domino)..........76 XXV BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 25 25/06/19 13:02 Alinea 4. Probleem: bezit?..............................................................................77 1. Twijfels over het bezit door de verkrijger vóór de juridische levering..77 2. Ook twijfels in België?..........................................................................78 § 3. Eigendomsovergang in het algemeen...........................................................80 Alinea 1. Inleiding..........................................................................................80 Alinea 2. Omzeilen van sommige min of meer ‘hatelijke’ onbekwaamheden. .........................................................................................................................80 Alinea 3. Reparatie van onduidelijke wetgeving over het eigendomsrecht.. .80 Afdeling 2. Verkrijging van een beperkt zakelijk recht................................................81 Hoofdstuk III. Afgrenzing van onroerende goederen........................................................83 Titel V. Toerekenbaarheid van de verkrijgende verjaring aan de uittredende eigenaar..........85 Hoofdstuk I. Ingebrekestelling door verjaringsbezit.........................................................85 Hoofdstuk II. Vermoeden van instemming........................................................................86 Titel VI. Rechtspsychologische argumenten..........................................................................86 Titel VII. Andere argumenten aangaande de verkrijgende verjaring.....................................88 Hoofdstuk I. Beloning en bestraffing: de verkrijgende verjaring als instrument..............88 Hoofdstuk II. Wijde verspreiding in tijd en ruimte: de verjaring als ‘natuurrecht’...........89 Afdeling 1. De wijde verspreiding................................................................................89 Afdeling 2. Nuancering................................................................................................91 Boek IV. Invraagstellingen van de verkrijgende verjaring.........................................................92 Titel I. Inleiding......................................................................................................................92 Titel II. Morele bezwaren.......................................................................................................92 Hoofdstuk I. De morele bezwaren tegen de verkrijgende verjaring..................................92 Hoofdstuk II. Kritiek: te eenzijdige blik............................................................................94 Hoofdstuk III. Alternatieven?............................................................................................95 Hoofdstuk IV. Besluit........................................................................................................96 Titel III. Aanzetting tot rechtsschending................................................................................96 Titel IV. De (betwistbare) opkomst van de schijnleer in het zakenrecht................................97 Hoofdstuk I. De traditioneel beperkte rol van de schijnleer in België (in tegenstelling tot Frankrijk)............................................................................................................................97 Afdeling 1. Frankrijk: traditionele aanvaarding...........................................................97 Afdeling 2. Geen schijnerfgenaam of schijneigenaar in België...................................98 Hoofdstuk II. Bescheiden opkomst van de schijn in het zakenrecht.................................99 Hoofdstuk III. Pleidooien voor een sterkere schijn.........................................................100 Hoofdstuk IV. Ruimte voor de schijnleer de lege lata?...................................................101 Hoofdstuk V. Wenselijkheid?..........................................................................................105 Hoofdstuk VI. Tussenbesluit...........................................................................................105 Titel V. Groei van de nieuwe goederen................................................................................106 Hoofdstuk I. Nieuwe goederen waar de verkrijgende verjaring in vraag gesteld kan worden..............................................................................................................................106 Hoofdstuk II. Nieuwe goederen die de verkrijgende verjaring niet in vraag stellen.......107 Hoofdstuk III. Impact op de verkrijgende verjaring........................................................107 Titel VI. Opkomst van registergoederen..............................................................................108 Titel VII. De fundamentele rechten en vrijheden.................................................................108 Hoofdstuk I. Inleiding.....................................................................................................109 XXVI BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 26 25/06/19 13:02 Hoofdstuk II. De gespannen verhouding van de verkrijgende verjaring met de eigendomsbescherming....................................................................................................109 Afdeling 1. Nationale bepalingen tot bescherming van het eigendomsrecht.............109 Onderafdeling 1. Artikel 16 van de Belgische Grondwet......................................109 Onderafdeling 2. Frankrijk.....................................................................................110 Afdeling 2. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM..................111 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................111 Onderafdeling 2. De arresten Pye van het EHRM.................................................112 § 1. Inleiding......................................................................................................112 § 2. Voor de Kamer: schending.........................................................................112 § 3. Voor de Grote Kamer: geen schending.......................................................113 § 4. Verkrijgende verjaring en de overheid.......................................................114 Alinea 1. Verkrijgende verjaring door de overheid.......................................114 Alinea 2. Openbaar domein..........................................................................115 Hoofdstuk III. De gespannen verhouding met het recht op toegang tot een rechter (art. 6 EVRM).............................................................................................................................115 Afdeling 1. Probleemstelling......................................................................................115 Afdeling 2. Toepasbaarheid van artikel 6 EVRM?.....................................................115 Afdeling 3. In beginsel geen schending van het recht op toegang tot een rechter......116 Afdeling 4. Gevallen waarin het recht op toegang tot een rechter geschonden wordt door de verjaring..........................................................................................................116 Afdeling 5. Rechtspraak ten gunste van de verjaring.................................................120 Hoofdstuk IV. Ruime beoordelingsbevoegdheid van de wetgever..................................121 Boek V. Toetsing van de legitimiteit van de verkrijgende verjaring – verwijzing....................122 Deel III. Algemene vaste vereisten voor de verkrijgende verjaring..............................................123 Boek I. Opsomming der vereisten en plan................................................................................123 Boek II. Een (natuurlijke of abstracte) rechtspersoon als partij bij de verkrijgende verjaring.123 Titel I. Begripsomschrijving en belang................................................................................124 Hoofdstuk I. Begripsomschrijving..................................................................................124 Hoofdstuk II. Relevantie.................................................................................................125 Titel II. De rechtspersoonlijkheid als vereiste voor verkrijgende verjaring.........................126 Hoofdstuk I. Grondslag...................................................................................................126 Hoofdstuk II. Rechtspraak...............................................................................................127 Titel III. Rechtspersonen die partij kunnen zijn bij een verkrijgende verjaring...................128 Hoofdstuk I. Het partij zijn bij de verkrijgende verjaring...............................................128 Hoofdstuk II. Algemene openstelling van de verkrijgende verjaring..............................128 Afdeling 1. Beginsel...................................................................................................128 Afdeling 2. Publiekrechtelijke rechtspersonen: uitdrukkelijke bevestiging...............129 Afdeling 3. Vreemdelingen.........................................................................................130 Afdeling 4. Verenigingen van mede-eigenaars...........................................................131 Afdeling 5. Irrelevantie van handelingsonbekwaamheid...........................................132 Hoofdstuk III. De ware eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde?.................................132 Hoofdstuk IV. Houders....................................................................................................132 Afdeling 1. Beginsel: geen verkrijgende verjaring.....................................................132 Onderafdeling 1. Beginsel......................................................................................132 Onderafdeling 2. Uitgestrektheid van het verjaringsverbod..................................133 XXVII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 27 25/06/19 13:02 Afdeling 2. Uitzonderlijk toch verkrijgende verjaring...............................................135 Boek III. Een zakelijk recht (of ander subjectief recht vatbaar voor verkrijgende verjaring).. 136 Titel I. De vatbaarheid voor verkrijgende verjaring van subjectieve rechten in het algemeen. ...............................................................................................................................................136 Hoofdstuk I. Vraagstelling...............................................................................................136 Hoofdstuk II. Alle subjectieve rechten zijn theoretisch vatbaar voor verkrijgende verjaring............................................................................................................................136 Hoofdstuk III. Principiële beperking tot zakelijke rechten in het positieve recht...........139 Hoofdstuk IV. Door verjaring te verkrijgen andere subjectieve rechten – verwijzing....141 Hoofdstuk V. Besluit........................................................................................................141 Titel II. De zakelijke rechten................................................................................................141 Hoofdstuk I. Opsomming................................................................................................142 Hoofdstuk II. Aanvullingen.............................................................................................144 Afdeling 1. Erfdienstbaarheden van openbaar nut, een zakelijk recht sui generis?...144 Afdeling 2. Aanvullingen in Frankrijk........................................................................146 Afdeling 3. Aanvullingen in Duitsland.......................................................................146 Afdeling 4. Aanvullingen in Nederland......................................................................147 Afdeling 5. Aanvullingen in Engeland.......................................................................147 Titel III. Door verjaring (niet) verkrijgbare zakelijke rechten.............................................148 Hoofdstuk I. Principiële verkrijgende verjaarbaarheid der zakelijke rechten.................149 Hoofdstuk II. Het eigendomsrecht..................................................................................151 Hoofdstuk III. Onverdeeldheden (i.h.b. mede-eigendomsrechten) en aandelen in onverdeeldheden?.............................................................................................................153 Afdeling 1. Probleemstelling......................................................................................153 Afdeling 2. De onverdeeldheid in het algemeen........................................................153 Afdeling 3. Ontstaan door verkrijgende verjaring......................................................155 Afdeling 4. Aandelen in individuele boedelgoederen.................................................155 Onderafdeling 1. (On)beschikbaarheid der aandelen in individuele boedelgoederen. .................................................................................................................................155 § 1. Onbeschikbaarheid van aandelen in individuele boedelgoederen?............155 § 2. Geen problemen bij zaakgemeenschappen................................................156 Onderafdeling 2. Toetsing van de verkrijgende verjaarbaarheid...........................157 Afdeling 5. Aandelen in boedel- en zaakgemeenschappen.........................................158 Afdeling 6. Aandelen in gedwongen mede-eigendom ten titel van bijzaak...............159 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................159 Onderafdeling 2. Verkrijgende verjaring die de gedwongen mede-eigendom ten titel van bijzaak onverlet laat.........................................................................................160 § 1. Gemeenschappelijke vereiste.....................................................................160 § 2. Verkrijgende verjaring die aandelen wijzigt...............................................160 § 3. Verkrijgende verjaring die leidt tot ‘indeplaatsstelling’.............................161 Onderafdeling 3. Verkrijgende verjaring van het gehele goed in gedwongen medeeigendom ten titel van bijzaak................................................................................162 Afdeling 7. Tussenbesluit...........................................................................................163 Hoofdstuk IV. Beperkte zakelijke rechten.......................................................................163 Afdeling 1. Probleemstelling......................................................................................163 Afdeling 2. Beperkte zakelijke rechten in het algemeen............................................163 XXVIII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 28 25/06/19 13:02 Onderafdeling 1. Mogelijkheid..............................................................................163 Onderafdeling 2. Toe te passen regels....................................................................164 Onderafdeling 3. Onafhankelijkheid jegens verkrijgende verjaring van het eigendomsrecht.......................................................................................................165 Onderafdeling 4. Gering praktisch belang, enkele uitzonderingen daargelaten....165 Afdeling 3. Usucapio libertatis – verkrijgende verjaring van de ‘onbezwaarheid’....166 Afdeling 4. Erfpacht...................................................................................................168 Afdeling 5. Erfdienstbaarheden..................................................................................168 Onderafdeling 1. Private erfdienstbaarheden.........................................................168 § 1. Beperkte verkrijgende verjaarbaarheid......................................................169 § 2. De invraagstelling van de beperkte verkrijgende verjaarbaarheid.............172 Alinea 1. Ontsnappingspogingen: de invraagstelling van de beperkte verkrijgende verjaarbaarheid.........................................................................172 1. Weerlegging van het vermoeden van gedogen....................................172 2. Pogingen tot kwalificatie als exclusieve of mede-eigendom i.p.v. erfdienstbaarheid.......................................................................................173 3. Verkrijgende verjaring van uitoefeningsmodaliteiten..........................174 4. Gebruik van artikel 696 BW?..............................................................175 Alinea 2. Uitbreiding van de verkrijgende verjaring?..................................175 1. Betwisting van de vereisten.................................................................176 2. Positieve en negatieve erfdienstbaarheden..........................................177 3. Weerlegging van het vermoeden van gedogen?...................................177 Alinea 3. Besluit...........................................................................................178 § 3. Invloed van de accessoriteit van erfdienstbaarheden.................................178 § 4. Rechtsvergelijking......................................................................................179 § 5. Beschouwingen over de verkrijgende verjaring van enkele bijzondere erfdienstbaarheden.............................................................................................179 Alinea 1. Erfdienstbaarheden aangaande waterbronnen en -stromen – de erfdienstbaarheid van watervang...................................................................179 1. Inleiding...............................................................................................179 2. Regeling...............................................................................................180 3. Gevolgen..............................................................................................181 4. Beoordeling..........................................................................................182 Alinea 2. Erfdienstbaarheid om takken boven andermans erf te hebben.....182 Alinea 3. Erfdienstbaarheden aangaande de wettelijke minimumafstanden voor lichten, uitzichten en beplantingen........................................................183 1. Probleemstelling..................................................................................183 2. Analyse.................................................................................................184 Alinea 4. Erfdienstbaarheden met positieve verplichtingen.........................186 Onderafdeling 2. Erfdienstbaarheden van openbaar nut........................................187 § 1. Ruimere verkrijgende verjaarbaarheid.......................................................187 § 2. Praktische opmerkingen.............................................................................188 Afdeling 6. Zekerheden..............................................................................................189 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................189 Onderafdeling 2. Verjaringsbezit bij zuiver wettelijke zekerheden (voorrechten). .................................................................................................................................190 XXIX BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 29 25/06/19 13:02 Onderafdeling 3. Verjaringsbezit bij registerzekerheden (hypotheek en registerpanden)........................................................................................................191 Onderafdeling 4. Verjaringsbezit bij bezitszekerheden (genotspand en vuistpand). .................................................................................................................................191 Onderafdeling 5. Zekerheden voor toekomstige schuldvorderingen?...................192 Afdeling 7. Accessoire opstalrechten.........................................................................192 Hoofdstuk V. Tussenbesluit.............................................................................................194 Boek IV. Een goed....................................................................................................................194 Titel I. Voorafgaande beschouwingen..................................................................................194 Hoofdstuk I. Probleemstelling.........................................................................................195 Hoofdstuk II. De invloed van goederen op de verkrijgende verjaring............................195 Hoofdstuk III. Besluit......................................................................................................197 Titel II. Door verjaring (niet) verkrijgbare goederen...........................................................197 Hoofdstuk I. Principiële verkrijgende verjaarbaarheid der goederen..............................197 Hoofdstuk II. Roerende goederen....................................................................................198 Afdeling 1. Roerende goederen in het algemeen........................................................199 Onderafdeling 1. Invraagstelling van de verkrijgende verjaring van roerende goederen..................................................................................................................199 Onderafdeling 2. Kritische bespreking..................................................................200 Onderafdeling 3. Besluit........................................................................................201 Afdeling 2. Enkele bijzondere roerende goederen: schepen en vliegtuigen...............201 Onderafdeling 1. Probleemstelling........................................................................201 Onderafdeling 2. Toetsing......................................................................................202 § 1. Argumenten voor de verkrijgende verjaring van schepen en vliegtuigen.. 202 § 2. Argumenten tegen de verkrijgende verjaring van schepen en vliegtuigen.203 Onderafdeling 3. Besluit........................................................................................205 Hoofdstuk III. Goederen getroffen door een vervreemdingsverbod?..............................205 Afdeling 1. Beginsel: geen onverjaarbaarheid............................................................205 Afdeling 2. Een bijzonder geval: dotale onroerende goederen...................................206 Hoofdstuk IV. Goederen buiten de handel (inclusief openbare domeingoederen)..........207 Afdeling 1. Begripsomschrijving................................................................................207 Afdeling 2. Elementen van de staat van personen......................................................208 Afdeling 3. Sommige archiefstukken.........................................................................209 Onderafdeling 1. Minuten van authentieke akten..................................................209 Onderafdeling 2. Sommige overheidsarchieven....................................................210 Afdeling 4. Openbaar domein?...................................................................................211 Onderafdeling 1. Begripsomschrijving..................................................................211 Onderafdeling 2. Principiële onverjaarbaarheid....................................................212 Onderafdeling 3. Nuancering van de onverjaarbaarheid ten gunste van zowel particulieren als andere overheden..........................................................................215 § 1. Zakelijke rechten op het openbaar domein: wettelijke en jurisprudentiële erkenningen........................................................................................................216 Alinea 1. Klassieke opvatting.......................................................................216 Alinea 2. Openingen voor zakelijke rechten op openbaar domein...............216 1. Rechtspraak..........................................................................................216 2. Wetgeving............................................................................................217 XXX BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 30 25/06/19 13:02 Alinea 3. Besluit...........................................................................................218 § 2. Rechtspraak waarin de verkrijgende verjaring van openbare domeingoederen is erkend..................................................................................218 Alinea 1. Plantrechten op de wegenis...........................................................218 Alinea 2. Andere zakelijke rechten...............................................................220 1. Rechtstreekse bevestigingen................................................................220 2. Zijdelingse bevestigingen....................................................................221 3. Betwistbare afwijzing..........................................................................222 4. Duidelijke afwijzing............................................................................222 Alinea 3. Desaffectatie door langdurig onbruik, gevolgd door verkrijgende verjaring.........................................................................................................223 1. Bezit sinds onheuglijke tijden als desaffectatie...................................223 2. Afwijzing.............................................................................................224 § 3. Criteria en toepassingsmogelijkheden........................................................225 § 4. Soms loutere bemoeilijking van de verkrijgende verjaring.......................228 § 5. Verkrijgende verjaring ten nadele van buurtwegen....................................229 Onderafdeling 4. Nuancering van de onverjaarbaarheid ten gunste van de overheid. .................................................................................................................................230 Onderafdeling 5. Administratieve rechten op het openbaar domein......................230 Onderafdeling 6. Privaat domein blijft verjaarbaar................................................231 Hoofdstuk V. Gemene goederen......................................................................................232 Hoofdstuk VI. Schuldvorderingen...................................................................................234 Afdeling 1. Inleiding...................................................................................................234 Afdeling 2. Analyse....................................................................................................235 Afdeling 3. Besluit......................................................................................................237 Hoofdstuk VII. Aandelen op naam..................................................................................237 Afdeling 1. De mogelijkheid en schaarste van verkrijgende verjaringen van aandelen op naam........................................................................................................................237 Afdeling 2. Afgezwakte verkrijgende verjaring in Duitsland.....................................239 Hoofdstuk VIII. Rechtsalgemeenheden (verkrijgende verjaring van het erfgenaamschap). ..........................................................................................................................................239 Titel III. Invloed van de bekendmaking van zakelijke rechten op hun verkrijgende verjaarbaarheid......................................................................................................................240 Hoofdstuk I. Inleiding.....................................................................................................240 Hoofdstuk II. Bezitsgoederen..........................................................................................240 Hoofdstuk III. Naamgoederen.........................................................................................240 Hoofdstuk IV. Rekeninggoederen....................................................................................241 Hoofdstuk V. Registergoederen.......................................................................................242 Afdeling 1. Onvolkomen registergoederen.................................................................242 Onderafdeling 1. Huidige toestand........................................................................242 Onderafdeling 2. Een bekendmakingsrechtelijke heroverweging van de verkrijgende verjaring?...........................................................................................242 Afdeling 2. Volkomen registergoederen.....................................................................243 Onderafdeling 1. Theoretische onwenselijkheid van de verkrijgende verjaring....243 Onderafdeling 2. Verkrijgende verjaring in overeenstemming met register blijft mogelijk..................................................................................................................244 XXXI BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 31 25/06/19 13:02 Onderafdeling 3. Verkrijgende verjaring zelfs tegen registers blijft vaak mogelijk. .................................................................................................................................245 Onderafdeling 4. Derdenbescherming tegen verkrijgende verjaringen die niet blijken uit de openbare registers?............................................................................245 Afdeling 3. Volstrekt volkomen registergoederen......................................................246 Onderafdeling 1. Afkerigheid van verkrijgende verjaring, maar nuances dringen zich op.....................................................................................................................246 Onderafdeling 2. Illustratie: Engeland...................................................................247 § 1. Voorgeschiedenis........................................................................................247 § 2. Huidig regime.............................................................................................247 Onderafdeling 3. Beschouwingen..........................................................................248 Afdeling 4. Oneigenlijke registergoederen.................................................................249 Hoofdstuk VI. Tussenbesluit...........................................................................................249 Boek V. Bezit en deugdelijk bezit: verwijzing..........................................................................250 Titel I. Beginsel: verkrijgende verjaring vereist bezit..........................................................250 Hoofdstuk I. Bezit als principiële toepassingsvereiste....................................................250 Hoofdstuk II. Verkrijgende verjaring vereist verjaringsbezit..........................................251 Afdeling 1. Verjaringsbezit is bezit dat een aanspraak uit op een (zakelijk) recht.....251 Afdeling 2. Welke vormen van bezit houden een voldoende aanspraak en tegenspraak in?................................................................................................................................251 Onderafdeling 1. Geëigendheid van onmiddellijk en middellijk bezit..................251 Onderafdeling 2. Invloed van de bezitsgebreken...................................................252 Titel II. Inhoudelijk overzicht..............................................................................................252 Deel IV. Algemene wisselende vereiste voor de verkrijgende verjaring: het voldoende langdurig bezit................................................................................................................................................254 Boek I. De verjaringstermijn in het algemeen..........................................................................254 Titel I. Noodzaak van een verjaringstermijn........................................................................254 Titel II. Eigenschappen van de termijn................................................................................255 Hoofdstuk I. De lengte van de termijn in het algemeen..................................................255 Afdeling 1. Inherente willekeurigheid van de termijnen............................................255 Afdeling 2. Minimale duur?.......................................................................................256 Hoofdstuk II. Bepaaldheid?.............................................................................................256 Boek II. Termijnberekening......................................................................................................257 Titel I. De vindplaatsen van de regels inzake de termijnberekening bij verjaring...............257 Titel II. Aanvang en einde van de termijn............................................................................258 Hoofdstuk I. Aanvang van de termijn..............................................................................258 Afdeling 1. Gemeenrechtelijk aanvangspunt..............................................................258 Afdeling 2. Uitzonderlijke aanvangspunten...............................................................260 Onderafdeling 1. Uitzonderlijke aanvangspunten bij verkrijgende verjaring tegen ‘voltooide’ rechten..................................................................................................260 Onderafdeling 2. Het aanvangspunt bij rechten in een ontstaansstadium..............261 § 1. Probleemstelling.........................................................................................261 § 2. Rechten onder modaliteit (voorwaarde of tijdsbepaling)...........................261 Alinea 1. Verkrijgende verjaring tegen de eigenaar onder modaliteit met bezitsrecht......................................................................................................261 XXXII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 32 25/06/19 13:02 Alinea 2. Verkrijgende verjaring tegen de eigenaar onder modaliteit zonder bezitsrecht......................................................................................................262 Alinea 3. Verkrijgende verjaring voor een persoonlijk tot teruggave verbonden verjaringsbezitter?........................................................................263 § 3. Eventuele rechten.......................................................................................264 Onderafdeling 3. Tussenbesluit..............................................................................264 Afdeling 3. Naar een dubbele verjaringstermijn? Over berustende en beschermende termijnen......................................................................................................................265 Hoofdstuk II. Einde van de termijn.................................................................................267 Titel III. Telling van de tijd..................................................................................................268 Hoofdstuk I. Wettelijke kalender.....................................................................................268 Hoofdstuk II. Dagen........................................................................................................268 Hoofdstuk III. Weken, maanden en jaren........................................................................269 Boek III. De objectieve duur van de verkrijgende verjaringstermijn: de verjaringstermijnen. 270 Titel I. Inleiding....................................................................................................................270 Titel II. Gemeenrechtelijke termijn......................................................................................270 Hoofdstuk I. Landen met een gemeenrechtelijke termijn...............................................270 Afdeling 1. Code Napoléon en afgeleide wetboeken (België; Frankrijk tot 2008)....270 Afdeling 2. Nederland................................................................................................271 Afdeling 3. De mogelijke noodzakelijkheid van een gemeenrechtelijke termijn.......272 Hoofdstuk II. Landen zonder gemeenrechtelijke termijn................................................272 Afdeling 1. Frankrijk (sinds 2008).............................................................................272 Afdeling 2. Duitsland..................................................................................................273 Hoofdstuk III. Naar een verkorting van de gemeenrechtelijke termijn?.........................273 Titel III. Termijnverkorting bij roerende goederen..............................................................274 Hoofdstuk I. Verkorte termijnen voor roerende lichamelijke goederen en sommige roerende onlichamelijke goederen krachtens artikel 2279 BW........................................274 Afdeling 1. Inleiding...................................................................................................274 Afdeling 2. Bezit geldt als titel: eigendomsvermoeden en heling van beschikkingsonbevoegdheid........................................................................................276 Onderafdeling 1. Eigendomsvermoeden en titelvermoeden (proces- of bewijsrechtelijke functie)........................................................................................276 § 1. Inhoud.........................................................................................................276 § 2. Grondslag?.................................................................................................277 Onderafdeling 2. Heling van beschikkingsonbevoegdheid (materieelrechtelijke functie)....................................................................................................................277 Onderafdeling 3. Terugkeer naar het gemene recht bij niet-toepassing.................279 Afdeling 3. Redengeving en kritische appreciatie hiervan – gevolgen......................280 Afdeling 4. Is artikel 2279 BW een verkorte verkrijgende verjaring die een wettige titel vereist?..................................................................................................................281 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................281 Onderafdeling 2. Artikel 2279 BW als nulverjaring..............................................283 Onderafdeling 3. Argumenten geput uit de rechtsgeschiedenis.............................284 § 1. Artikel 2279 BW in het bijzonder...............................................................284 § 2. De ontstaanswijze van regels van derdenbescherming zoals artikel 2279 BW......................................................................................................................285 XXXIII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 33 25/06/19 13:02 Onderafdeling 4. Argumenten tegen artikel 2279 BW als nulverjaring.................286 § 1. Is een verkrijgende verjaring zonder termijn denkbaar?............................286 § 2. Tekstargumenten.........................................................................................286 § 3. De grondslag van de verkrijgende verjaring..............................................288 § 4. Analogie met verkrijging van de vruchten door de bezitter te goeder trouw. ............................................................................................................................288 § 5. Rechtspraak................................................................................................288 Onderafdeling 5. Besluit........................................................................................289 Onderafdeling 6. Een oplossing?...........................................................................289 § 1. Inleiding.....................................................................................................289 § 2. Artikel 2279 BW schept een subsidiaire titel.............................................289 § 3. Opmerkingen over de gebrekkigheid van de titel......................................290 Onderafdeling 7. Praktische nuanceringen van de besproken stellingen...............290 Onderafdeling 8. De titel in de praktijk.................................................................290 § 1. Titel moet niet aangehaald worden door de bezitter, maar wordt het vaak wel......................................................................................................................290 § 2. Ontkrachting van de titel ontkracht artikel 2279 BW.................................291 § 3. Verklaring?.................................................................................................292 § 4. Nut van de titel voor de bezitter?...............................................................292 Afdeling 5. Vereisten gesteld aan de partijen die beroep willen doen op artikel 2279 BW...............................................................................................................................294 Onderafdeling 1. Wie zijn de partijen?..................................................................294 Onderafdeling 2. Bezit...........................................................................................295 § 1. Deugdelijk bezit.........................................................................................295 § 2. Onmiddellijk bezit......................................................................................296 § 3. Middellijk bezit mogelijk?.........................................................................297 Onderafdeling 3. Goede trouw...............................................................................299 Afdeling 6. Welke goederen?......................................................................................299 Onderafdeling 1. Ingesloten goederen...................................................................299 § 1. Lichamelijke roerende goederen................................................................299 § 2. Onlichamelijke roerende goederen?...........................................................301 Alinea 1. Inleiding........................................................................................301 Alinea 2. Verlichamelijkte onlichamelijke goederen....................................301 Alinea 3. Gedematerialiseerde effecten........................................................302 Alinea 4. Onlichamelijke goederen in het algemeen?..................................303 1. Vraagstelling........................................................................................303 2. Traceerbaarheid?..................................................................................303 a. Bevestigingen van de traceerbaarheid..............................................303 b. Onlichamelijke goederen met mindere traceerbaarheid...................304 3. Mogelijkheid van kennisname door de benadeelde titularis?..............308 4. Criteria voor de toepassing van artikel 2279 BW................................308 Onderafdeling 2. Goederen uitgesloten door het bestaan van bijzondere regels.. .309 Onderafdeling 3. Bij wege van uitzondering uitgesloten goederen.......................309 § 1. Macrogoederen?.........................................................................................309 Alinea 1. Probleemstelling...........................................................................309 Alinea 2. Niet door artikel 2279 BW beschermde macrogoederen..............310 XXXIV BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 34 25/06/19 13:02 Alinea 3. Wel door artikel 2279 BW beschermde macrogoederen?.............310 Alinea 4. Besluit...........................................................................................310 § 2. Met pandrecht bezwaarde goederen...........................................................311 Alinea 1. Het pandrecht zelf.........................................................................311 Alinea 2. Volgrecht van de pandhouder........................................................311 Onderafdeling 4. Het ontwerp goederenrecht........................................................312 Afdeling 7. Vereisten gesteld aan de wijze van verkrijging.......................................312 Onderafdeling 1. Welke daden van beschikking komen in aanmerking?..............312 Onderafdeling 2. Verkrijging onder bezwarende titel?..........................................313 § 1. Probleemstelling: Cass. 31 januari 2002....................................................313 § 2. Bespreking..................................................................................................314 § 3. Wenselijkheid van uitsluiting van verkrijgingen om niet?.........................314 Afdeling 8. Gevolgen van artikel 2279 BW en de moduleringen hiervan.................316 Onderafdeling 1. Beginsel: dadelijke eigendomsverkrijging (art. 2279, eerste lid BW).........................................................................................................................316 Onderafdeling 2. Uitzonderlijk behoud van de revindicatie bij verlies en diefstal (art. 2279, tweede lid BW)......................................................................................316 § 1. Situering en inhoud van artikel 2279, tweede lid BW................................316 § 2. Vereisten.....................................................................................................318 Alinea 1. Onvrijwillige buitenbezitstelling..................................................318 Alinea 2. Termijn..........................................................................................320 § 3. Revindicatievergoeding voor sommige bezitters: artikel 2280 BW...........321 Alinea 1. Inleiding........................................................................................321 Alinea 2. Omvang.........................................................................................322 Alinea 3. Vereisten van de revindicatievergoeding......................................322 1. Bezit overeenkomstig artikel 2279 BW...............................................322 2. Relevante rechtshandelingen...............................................................322 3. Uitgesloten goederen...........................................................................323 4. Een bepaalde plaats van aankoop of een koopman als wederpartij.....323 Alinea 4. Middelen om de financiële last te verschuiven.............................325 Onderafdeling 3. Uitschakeling van het uitzonderlijk behoud van de revindicatie bij bankbiljetten: artikel 2279, derde lid BW...............................................................326 § 1. Inleiding.....................................................................................................326 Alinea 1. Probleemstelling...........................................................................326 Alinea 2. Invloed van de euro?.....................................................................328 § 2. Beschermde goederen................................................................................328 Alinea 1. Door de tekst genoemde goederen................................................328 Alinea 2. Ook andere goederen?...................................................................329 1. Beperkende interpretatie?....................................................................329 2. Andere traditionele wettige betaalmiddelen?.......................................330 3. Giraal geld?..........................................................................................331 a. Beschermwaardigheid?....................................................................331 b. Is giraal geld een wettig betaalmiddel?............................................331 Afdeling 9. Tussenbesluit...........................................................................................334 Hoofdstuk II. Verkorte termijnen voor roerende goederen buiten artikel 2279 BW.......334 Afdeling 1. Inleiding...................................................................................................334 XXXV BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 35 25/06/19 13:02 Afdeling 2. Goederen achtergelaten ter griffie (Frankrijk).........................................335 Afdeling 3. Pandrecht op gedematerialiseerde effecten.............................................335 Afdeling 4. Wrakken...................................................................................................336 Afdeling 5. Schepen de lege ferenda?........................................................................337 Titel IV. Termijnverkorting bij onroerende goederen...........................................................339 Hoofdstuk I. Verkorte termijnen bij onroerende goederen krachtens artikel 2265 BW.. 339 Afdeling 1. Inleiding en verwijzingen........................................................................339 Afdeling 2. Welke goederen?......................................................................................339 Afdeling 3. Welke zakelijke rechten?.........................................................................340 Onderafdeling 1. Beginsel......................................................................................340 Onderafdeling 2. Erfdienstbaarheden....................................................................340 Afdeling 4. Welke termijn?.........................................................................................342 Onderafdeling 1. Lengte en berekening.................................................................342 § 1. Beginsel......................................................................................................342 § 2. De woonplaats in de zin van artikel 2265 BW...........................................342 Alinea 1. De woonplaats in het algemeen....................................................342 Alinea 2. De woonplaats van overheden......................................................344 Alinea 3. De woonplaats van abstracte rechtspersonen................................344 Alinea 4. De woonplaats van mede-eigenaars..............................................346 Alinea 5. De ontbrekende woonplaats..........................................................346 § 3. Termijnberekening......................................................................................346 Onderafdeling 2. Verantwoording..........................................................................347 Hoofdstuk II. Verkorte termijnen bij onroerende goederen buiten artikel 2265 BW......348 Afdeling 1. Buurtwegen..............................................................................................348 Afdeling 2. Gemeentewegen in het Waals Gewest.....................................................348 Titel V. Algemene termijnverkorting....................................................................................349 Titel VI. Termijnverlenging..................................................................................................350 Hoofdstuk I. Onheuglijk bezit.........................................................................................350 Afdeling 1. Onheuglijk bezit in het algemeen............................................................350 Afdeling 2. België en Frankrijk..................................................................................352 Afdeling 3. Duitsland..................................................................................................353 Afdeling 4. Engeland..................................................................................................354 Hoofdstuk II. Cultuurgoederen (verwijzing)...................................................................354 Hoofdstuk III. Het ontwerp goederenrecht......................................................................354 Titel VII. Tussenbesluit inzake de objectieve duur van de verkrijgende verjaringstermijn.355 Boek IV. De subjectieve duur van de verjaringstermijn: schorsing, subjectieve verlenging, stuiting en bezitsvoeging............................................................................................................356 Titel I. Inleiding en gemeenschappelijke regels...................................................................356 Hoofdstuk I. Inleiding.....................................................................................................356 Hoofdstuk II. Regels gemeenschappelijk aan schorsing en stuiting...............................356 Titel II. Schorsing en (subjectieve) verlenging van de termijn............................................358 Hoofdstuk I. Schorsing van de verjaringstermijn............................................................358 Afdeling 1. Begripsomschrijving, gevolgen en beschouwingen................................358 Onderafdeling 1. Begripsomschrijving..................................................................358 Onderafdeling 2. Gevolgen....................................................................................359 Onderafdeling 3. Beschouwingen..........................................................................361 XXXVI BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 36 25/06/19 13:02 § 1. De grondslag van de schorsing...................................................................361 § 2. Betwistingen van de schorsing...................................................................361 Afdeling 2. Schorsing wegens handelingsonbekwaamheid van de uittredende eigenaar. .....................................................................................................................................362 Onderafdeling 1. Gemeenschappelijke regels........................................................362 Onderafdeling 2. Minderjarigheid..........................................................................363 Onderafdeling 3. Handelingsonbekwaamheid vanwege een geestesstoornis of andere vergelijkbare aandoeningen.........................................................................365 § 1. Inleiding.....................................................................................................365 § 2. Door de schorsing begunstigde personen...................................................365 § 3. Bestaat de schorsing nog voor de verkrijgende verjaring?........................365 § 4. Met betrekking tot wat speelt de schorsing?..............................................366 Onderafdeling 4. Betwistingen van de schorsing krachtens minderjarigheid en handelingsonbekwaamheid.....................................................................................367 Afdeling 3. Schorsing omdat de uittredende eigenaar in de onmogelijkheid verkeert om te handelen.............................................................................................................369 Onderafdeling 1. Het adagium “contra non valentem agere non currit praescriptio” (schorsing wegens overmacht)................................................................................369 § 1. Begrip en aard............................................................................................369 § 2. Principiële afwijzing in België...................................................................371 § 3. Evoluties naar een aanvaarding..................................................................373 Alinea 1. Punctuele aanvaardingen in rechtspraak en wetgeving................373 Alinea 2. Invoering krachtens rechtspraak van het EHRM?........................374 § 4. Wenselijkheid van een aanvaarding van contra non valentem non currit praescriptio?.......................................................................................................374 Alinea 1. Inleiding........................................................................................374 Alinea 2. Redenen voor voorzichtigheid......................................................374 Alinea 3. Een alternatief...............................................................................376 Alinea 4. Terugkoppeling naar de verkrijgende verjaring............................378 Onderafdeling 2. Schorsing krachtens oorlog........................................................378 Onderafdeling 3. Schorsing wegens het stilvallen van de rechterlijke macht.......379 Onderafdeling 4. Afgewezen schorsingsgronden op grond van de onmogelijkheid om te handelen........................................................................................................380 § 1. Verjaringen tegen nalatenschappen............................................................380 § 2. Schorsing krachtens onwetendheid van de uittredende eigenaar...............380 Alinea 1. Huidige regeling............................................................................380 Alinea 2. Invloed van GwH 6 november 2014?...........................................382 § 3. Schorsing krachtens geringe intellectuele vermogens?..............................383 § 4. Schorsing vanwege een geestesstoornis alvorens handelingsonbekwaamheid is uitgesproken?..................................................................................................383 Alinea 1. Inleiding........................................................................................383 Alinea 2. Huidig recht..................................................................................384 Alinea 3. Opportuniteit van een wijziging?..................................................384 § 5. Vrijheidsberoving.......................................................................................385 § 6. Afwezigheid en niet-aanwezigheid............................................................386 XXXVII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 37 25/06/19 13:02 Afdeling 4. Schorsing krachtens het bestaan van een bijzondere vertrouwensrelatie (in het bijzonder het huwelijk) tussen de partijen bij de verjaring....................................386 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................386 Onderafdeling 2. Het huwelijk...............................................................................386 Onderafdeling 3. Erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt. .................................................................................................................................388 Onderafdeling 4. Uitbreiding?...............................................................................389 § 1. Probleemstelling.........................................................................................389 § 2. Een algemene schorsingsgrond?................................................................389 § 3. Nieuwe bijzondere schorsingsgronden?.....................................................390 Afdeling 5. Schorsing krachtens handelingen tot beslechting van het geschil...........391 Onderafdeling 1. Schorsing krachtens beslechtingspogingen van het geschil in der minne (onderhandelingen en bemiddeling).............................................................391 Onderafdeling 2. Schorsing krachtens onderzoeksmaatregelen (Frankrijk)..........393 Hoofdstuk II. (Subjectieve) verlenging van de termijn...................................................393 Afdeling 1. Begripsomschrijving................................................................................393 Afdeling 2. Verlenging wegens einde op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag? .....................................................................................................................................394 Afdeling 3. Verlenging krachtens art. 26 VT Sv.?......................................................395 Afdeling 4. Verlenging krachtens rechtsmisbruik of fraus omnia corrumpit (bedrog). .....................................................................................................................................397 Onderafdeling 1. Mogelijkheid van verlenging.....................................................397 Onderafdeling 2. Vermogen rechtsmisbruik en bedrog de verjaring ongedaan te maken?....................................................................................................................398 § 1. Inleiding.....................................................................................................398 § 2. Miskenning van de doelen en de aard van de verjaring?...........................398 § 3. De wil van de wetgever en de wetteksten..................................................398 Alinea 1. De wil van de wetgever inzake rechtsmisbruik en bedrog...........398 Alinea 2. Wettelijke afwijzing van de exceptie van kwade trouw?..............399 § 4. Algemene rechtsbeginselen tegen de wet?.................................................399 § 5. Verjaringsrechtelijke middelen: er is een lex specialis...............................400 § 6. Besluit.........................................................................................................400 Afdeling 5. Verlenging wegens het behoren van het goed tot een groter geheel........401 Hoofdstuk III. Moet de schorsing vervangen worden door de verlenging?....................402 Titel III. Stuiting van de termijn...........................................................................................404 Hoofdstuk I. Begrip en algemene regelingen..................................................................404 Afdeling 1. Begripsomschrijving van de stuiting.......................................................404 Afdeling 2. Regels gemeenschappelijk aan de natuurlijke en de burgerlijke stuitingsvormen............................................................................................................404 Onderafdeling 1. Invloed op de termijn.................................................................404 Onderafdeling 2. Nodige handelingsbekwaamheid...............................................405 Onderafdeling 3. Bewijslast...................................................................................405 Onderafdeling 4. Verhindert het verbod van rechtsmisbruik een gebeurlijke stuiting?...................................................................................................................405 § 1. Impact van de houderschapsverklaring?....................................................405 § 2. Stuiting van verjaring vatbaar voor rechtsmisbruik?.................................406 XXXVIII BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 38 25/06/19 13:02 § 3. Latere problemen........................................................................................407 Hoofdstuk II. Natuurlijke stuiting (art. 2243 BW)..........................................................407 Afdeling 1. Begrip en vereisten..................................................................................407 Afdeling 2. Illustraties................................................................................................409 Afdeling 3. Regeling...................................................................................................409 Afdeling 4. Natuurlijke stuiting ook bij roerende goederen?.....................................410 Hoofdstuk III. Burgerlijke stuiting (artt. 2244-2248 BW)..............................................411 Afdeling 1. Begrip en gemeenschappelijke regels......................................................411 Onderafdeling 1. Begrip.........................................................................................411 Onderafdeling 2. Gemeenschappelijke regels........................................................412 § 1. De relativiteit van de burgerlijke stuiting...................................................412 Alinea 1. Personele relativiteit......................................................................412 Alinea 2. Zakelijke relativiteit......................................................................413 § 2. Andere regels..............................................................................................414 Afdeling 2. Dagvaarding voor het gerecht.................................................................414 Onderafdeling 1. Als dagvaarding aangenomen handelingen................................414 § 1. Opsomming................................................................................................414 § 2. Dagvaarding tot verzoening: opgeheven stuitingsgrond............................415 § 3. Dagvaarding voor een onbevoegde rechter................................................416 Onderafdeling 2. Niet als dagvaarding aangenomen handelingen.........................417 Onderafdeling 3. Betwijfelbare handelingen.........................................................418 Onderafdeling 4. Gevallen waar de stuitende werking van de dagvaarding vervalt. .................................................................................................................................420 § 1. Verval door afstand of afwijzing van de eis...............................................420 § 2. Ontbreken van de inschrijving op de rol....................................................422 § 3. Opgeheven gronden van verval van de stuiting.........................................422 Onderafdeling 5. Gevolgen....................................................................................423 Afdeling 3. Bevel tot betaling, beslag, (gekwalificeerde) ingebrekestelling – verwijzing....................................................................................................................425 Afdeling 4. Erkenning van het recht van de uittredende eigenaar (art. 2248 BW)....427 Onderafdeling 1. Begripsbepaling.........................................................................427 Onderafdeling 2. Vereisten.....................................................................................428 Onderafdeling 3. Illustraties...................................................................................430 Onderafdeling 4. Afdwinging?...............................................................................431 Hoofdstuk IV. Afgewezen wijzen van stuiting................................................................432 Titel IV. Bezitsvoeging.........................................................................................................433 Hoofdstuk I. Begripsbepaling en gevolgen.....................................................................433 Hoofdstuk II. Mechanismen voor bezitsvoeging en de personen die op hen beroep kunnen doen......................................................................................................................434 Afdeling 1. Inleiding...................................................................................................434 Afdeling 2. Aanrekening van bezitstijd (accessio possessionis)................................434 Afdeling 3. Bezitsopvolging (successio possessionis)...............................................435 Afdeling 4. Wie kan op welk mechanisme beroep doen?...........................................435 Onderafdeling 1. Inleiding.....................................................................................435 Onderafdeling 2. De bijzondere rechtsopvolger....................................................435 § 1. Beginsel: aanrekening van bezitstijd..........................................................435 XXXIX BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 39 25/06/19 13:02 § 2. Bezitsopvolging voor de rechtsopvolger onder bijzondere titel van een houder?...............................................................................................................435 Onderafdeling 3. De rechtsopvolger onder algemene titel....................................437 § 1. Principe.......................................................................................................437 § 2. Is bezitsopvolging een vorm van bezitsvoeging?.......................................437 Alinea 1. Inleiding........................................................................................437 Alinea 2. De rechtsopvolging onder algemene titel als voortzetting van de persoon?.........................................................................................................438 Alinea 3. De aard van bezit..........................................................................439 Alinea 4. Houderschap is ook bezit (voor de Code Napoléon)....................439 Alinea 5. Afweging.......................................................................................440 Hoofdstuk III. Vereisten..................................................................................................440 Afdeling 1. Gemeenschappelijke vereisten................................................................440 Onderafdeling 1. Een rechtsband...........................................................................440 § 1. Begripsbepaling en regeling.......................................................................440 Alinea 1. Begripsbepaling............................................................................440 Alinea 2. Regeling........................................................................................441 § 2. Gevallen waar de rechtsband ontbreekt.....................................................442 § 3. Gevallen waar de rechtsband betwijfelbaar is............................................443 Alinea 1. Bezitsvoeging tussen de bezitter als eigenaar en de bezitter als beperkt zakelijk gerechtigde..........................................................................443 1. Inleiding...............................................................................................443 2. Analyse.................................................................................................444 3. Praktische nuancering..........................................................................445 Alinea 2. Tenietgaan van de titel (ontbinding wegens wanprestatie, nietigheid, vernietiging op grond van benadeling)........................................445 1. Bezitsvoeging ten gunste van de rechtsopvolger.................................445 2. Bezitsvoeging ten gunste van de rechtsvoorganger na ontbinding, nietigheid of vernietiging..........................................................................447 Alinea 3. Onteigening...................................................................................448 Onderafdeling 2. Een bezit geschikt voor de ingeroepen verkrijgende verjaring..448 Afdeling 2. Vereiste eigen aan de aanrekening van bezitstijd: de inroeping..............449 Hoofdstuk IV. Gevolgen..................................................................................................449 Boek V. Deelbesluit...................................................................................................................450 Deel V. Uitzonderlijke vereisten voor de verkrijgende verjaring..................................................452 Boek I. Inleiding.......................................................................................................................452 Boek II. Goede trouw................................................................................................................452 Titel I. De verjaringsrechtelijke goede trouw.......................................................................452 Hoofdstuk I. Begripsomschrijving..................................................................................452 Hoofdstuk II. Vorm en voorwerp van de goede trouw.....................................................455 Afdeling 1. Vorm van de goede trouw........................................................................455 Afdeling 2. Voorwerp van de goede trouw.................................................................456 Titel II. Waar wordt de goede trouw vereist?.......................................................................458 Hoofdstuk I. Geen goede trouw nodig in het gemene recht............................................458 Hoofdstuk II. Goede trouw vereist voor begunstiging van de verjaringsbezitter: de verkorte verkrijgende verjaringen en artikel 2279 BW....................................................459 XL BW_verkrijgende_verjaring_000_blz_3de_proef.indd 40 25/06/19 13:02 Hoofdstuk III. Kwade trouw als vereiste voor de verkrijgende verjaring.......................460 Titel III. Is de mogelijke verkrijgende verjaring door de bezitter te kwader trouw verantwoord?.........................................................................................................................461 Hoofdstuk I. Inleiding.....................................................................................................461 Hoofdstuk II. Kritieken...................................................................................................461 Afdeling 1. Immoraliteit.............................................................................................461 Afdeling 2. Ondergraving van belangrijke maatschappelijke beginselen..................462 Afdeling 3. Goede trouw wordt elders vaak wel vereist, zelfs in het gemene recht...462 Afdeling 4. Illustratie van schandalige verkrijgende verjaringen...............................464 Hoofdstuk III. Verantwoording........................................................................................465 Afdeling 1. Erkennen van de Umwertung van de legitimiteit....................................465 Afdeling 2. Rechtszekerheid.......................................................................................465 Afdeling 3. Bescherming van rechtsopvolgers...........................................................467 Afdeling 4. Ingebrekestelling door verjaringsbezit....................................................467 Afdeling 5. Inconsistentie van rechtsstelsels die de kwade trouw uitsluiten van verkrijgende verjaring..................................................................................................468 Onderafdeling 1. Waarom een bevrijdende verjaring van de revindicatie toestaan? .................................................................................................................................468 Onderafdeling 2. Intern verzet tegen de bevrijdende verjaring van de revindicatie. .................................................................................................................................469 § 1. Nederland...................................................................................................469 Alinea 1. Terug een (equivalent van de) verkrijgende verjaring door de bezitter te kwader trouw................................................................................469 Alinea 2. Nederlandse regeling als voorbeeld?............................................470 § 2. Duitsland....................................................................................................471 Afdeling 6. Bescherming van de bezitter te goeder trouw..........................................471 Afdeling 7. Vergelijking met strafrechtelijke verjaring..............................................472 Hoofdstuk IV. Tussenbesluit............................................................................................472 Hoofdstuk V. Hoe de exceptie van kwade trouw desgevallend in te voeren?.................472 Titel IV. Wanneer moet de goede trouw aanwezig zijn?......................................................474 Hoofdstuk I. Beginsel: aanvankelijke goede trouw.........................................................474 Afdeling 1. Aanwezigheid op het ogenblik van de verkrijging..................................474 Afdeling 2. Preciseringen voor artikel 2265 BW........................................................475 Onderafdeling 1. Verkrijgingen in het algemeen...................................................475 Onderafdeling 2. Verkrijging door de bijzondere legataris....................................476 Afdeling 3. Preciseringen voor artikel 2279 BW........................................................477 Hoofdstuk II. Opkomende kwade trouw.........................................................................477 Afdeling 1. Begripsbepaling.......................................................................................477 Afdeling 2. Afwijzing van de opkomende kwade trouw............................................477 Afdeling 3. Aanvaarding van de opkomende kwade trouw........................................478 Afdeling 4. Opkomende kwade trouw na stuiting?....................................................479 Onderafdeling 1. Natuurlijke stuiting....................................................................479 Onderafdeling 2. Burgerlijke stuiting....................................................................479 Onderafdeling 3. Besluit........................................................................................480 Hoofdstuk III. Opkomende goede trouw.........................................................................480

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift