Inhoudstabel:

  • Woord vooraf ..............................................................
  • Ten geleide ..............................................................
  • Deel I.De vakbondsvrijheid..............................................
  • 1 Hoofdstuk 1. Historisch overzicht...........................................
  • 1 Afdeling 1. Het coalitieverbod..........................................
  • 1 Afdeling 2. Beperkte erkenning van de vakbondsvrijheid .................
  • 2 § 1.Artikel 310 van het Strafwetboek..............................
  • 2 § 2.De wet op de beroepsverenigingen .............................
  • 2 Afdeling 3. Erkenning van de vakbondsvrijheid ..........................
  • 2 § 1. Nationale erkenning ..........................................
  • 2 § 2.Erkenning op het internationale en het Europese vlak ...........
 
  • 3 Hoofdstuk 2. De rechtsbronnen van de vakbondsvrijheid .....................
  • 3 Afdeling 1. Nationaal ..................................................
  • 3 § 1. Artikel 27 van de Grondwet ...................................
  • 3 § 2. De wet van 24 mei 1921 op de verenigingsvrijheid ...............
  • 3 A. Het doel van de wet .....................................
  • 3 B. De bescherming van de positieve en negatieve vakbondsvrijheid ...........................................
  • 4 § 3. Andere bepalingen ...........................................
  • 6 Afdeling 2. Supranationaal .............................................
  • 6 § 1. Verdragsteksten ..............................................
  • 6 A. Internationale Arbeidsorganisatie ........................
  • 6 1. IAO-Verdrag nr. 87 ..................................
  • 6 2. IAO-Verdrag nr. 98 ..................................
  • 7 B. Verenigde Naties ........................................
  • 7 C. Raad van Europa ........................................
  • 8 D. Europese Unie ..........................................
  • 8 § 2. Controle op de naleving van de verdragsbepalingen .............
 
  • 9 Deel II. De sociale gesprekspartners: structuur en rechtspositie van hun organisaties ..........................................
  • 11 Hoofdstuk 1. Vakorganisaties van werknemers .............................
  • 12 Afdeling 1. Historische achtergrond ...................................
  • Afdeling 2. De structuur van de vakorganisaties .......................
  • 13 § 1. Organisatievorm .............................................
  • 13 § 2. De structuur van de representatieve vakorganisaties van werknemers ................................................
  • 15 A. ABVV................................................
  • 15 B .ACV.................................................
  • 15 C .AC LV B ...............................................
  • 15 D. Gevolgen van de structuur voor de werking .............
  • 16 E. De NCK ..............................................
  • 16 Afdeling 3. De rechtspositie van de vakorganisaties van werknemers ....
  • 16 § 1. Algemeen ..................................................
  • 16 § 2. Functionele rechtspersoonlijkheid ...........................
  • 17 Afdeling 4. Representatieve werknemersorganisaties ...................
  • 17 Afdeling 5. Aansprakelijkheid van de vakorganisaties van werknemers ..
  • 19 § 1.Penale verantwoordelijkheid en aquiliaanse aansprakelijkheid
  • .19 § 2. Contractuele aansprakelijkheid van de vakorganisaties in het raam van de CAO-wet ......................................
  • 19 Afdeling 5. Lidmaatschap van de vakorganisaties ......................
  • 20 Afdeling 6. Supranationale werknemersorganisaties ....................
 
  • 20 Hoofdstuk 2. Vakorganisaties van werkgevers .............................
  • 21 Afdeling 1. Notie ....................................................
  • 21 Afdeling 2. Supranationale werkgeversorganisaties.....................
 
  • 22 Deel III.Vreedzame collectieve arbeidsverhoudingen: het collectiefoverleg ........................................................
  • 23 Hoofdstuk 1. Het collectief overleg: algemeen..............................
 
  • 23 Hoofdstuk 2. Het gestructureerd tweeledig overleg .........................
  • 26 Afdeling 1. De organen van het gestructureerd tweeledig overleg:de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie ...............................
  • 26 § 1. Structuur ..................................................
  • 26 § 2. De Europese dimensie ......................................
  • 26 § 3. Nationaal niveau ...........................................
  • 27 A. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) ..........
  • 271.Begripsomschrijving en situering..................
  • 272.Samenstelling.....................................
  • 283.Bevoegdheden....................................
  • 28 B.De Nationale Arbeidsraad (NAR)......................
  • 281.Begripsomschrijving en situering..................
  • 282.Samenstelling.....................................
  • 293.Bevoegdheden....................................
  • 31 a.Adviseren.....................................
  • 31 b. Het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten.......................................
  • 31 c.Verzoening...................................
  • 32 d. Beheersbevoegdheid ...........................
  • 32 4. Werking ..........................................
  • 32 C. De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk .................................................
  • 33 1. Begripsomschrijving en situering ..................
  • 33 2. Samenstelling .....................................
  • 33 3. Bevoegdheid ......................................
  • 34 § 4. Regionaal niveau ...........................................
  • 34 A. Vlaanderen ...........................................
  • 34 1. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) ...........................................
  • 34 a. Situering .....................................
  • 34 b. Samenstelling .................................
  • 34 c. Bevoegdheden ................................
  • 34 2. Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) .........................................
  • 35 a. Begripsomschrijving en situering ...............
  • 35 b. Samenstelling .................................
  • 35 c. Bevoegdheden ................................
  • 35 B.Wallonië.............................................
  • 35 Conseil économique, social et environnemental de Wallonie .........................................
  • 35 C. Brussel ...............................................
  • 36 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest .............................
  • 36 § 5. Het sectorale niveau: paritaire (sub)comités ..................
  • 36 A. Begripsomschrijving en situering ......................
  • 36 B. Samenstelling .........................................
  • 37 C. Oprichting ...........................................
  • 38 1. Paritaire comités ..................................
  • 38 2. Paritaire subcomités ...............................
  • 39 D. Bevoegdheid ..........................................
  • 39 E. Het ressort van het PC .................................
  • 40 1. Algemeen ........................................
  • 40 2. Vaststelling van het bevoegde paritair comité .......
  • 41 3. Outsourcing, PC-shoppen, filialisering en netwerkondernemingen ...........................
  • 42 F. Werking ..............................................
  • 43 § 6. Het ondernemingsniveau ...................................
  • 44 A. Ondernemingsraad...................................
  • 1.Begripsomschrijving en situering..................
  • 442.Samenstelling.....................................
  • 443.Oprichting.......................................
  • 46 a.Waar en wanneer?.............................
  • 46 b.De organisatie van de sociale verkiezingen......
  • 471) Vo o r d r a c ht...............................
  • 482) Kiesvoorwaarden.........................
  • 483) Voorwaarden van verkiesbaarheid..........
  • 494) Onverenigbaarheden......................
  • 495)Aantal mandaten.........................
  • .494.De bevoegdheden van de ondernemingsraad........
  • 50 a.Het recht op informatie........................
  • 501) Informatie op economisch en financieel vlak 50
  • 2)Informatie op sociaal vlak..................
  • 513)De sociale balans...........................
  • 524)De bedrijfsrevisor..........................52
  • b. De adviserende of raadgevende bevoegdheid.....
  • 53 c.De beslissingsbevoegdheid.....................
  • 54 d.Het beheer van de maatschappelijke werken.....
  • 545.Werking van de ondernemingsraad.................
  • 556.Toezicht- en strafbepalingen.......................
  • 56 B.Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW)........................................
  • 581.Situering.........................................
  • 582.Samenstelling.....................................
  • 583.Oprichting.......................................
  • 594.Opdrachten.......................................
  • 605.Werking..........................................
  • 60 a.Vergaderingen................................
  • 60 b. Voorzitterschap – secretariaat.................
  • 606.Toezicht en strafbepalingen........................
  • 607.Veiligheidsbeleid zonder CPBW....................
  • 618.Economische en sociale bevoegdheden.............
  • 61 Addendum: IDPBW en EDPBW........................
  • 62 C.Ontslagbescherming van de afgevaardigden en van deniet verkozen kandidaten..............................
  • 641.Algemene regel: ontslagverbod.....................
  • 64 2.Beschermde periode ...............................
  • 65 3.Ontslag om economische of technische reden.......
  • 664.Ontslag om een dringende reden...................
  • 67a.De procedure .................................
  • b. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst ....
  • 69 1)Door de werknemer.......................
  • 692) Door de werkgever........................
  • 69 c.Financiële gevolgen van de schorsing...........
  • 70 D.De vakbondsafvaardiging (VA)........................
  • 721.Begripsomschrijving en situering..................
  • 722.Raamovereenkomst...............................
  • 73 a.Concrete verplichtingen.......................
  • 73 b.Algemene beginselen..........................
  • 733.Oprichting.......................................
  • 74 a.Wie kan kandidaten voordragen?................
  • 74 b.Welke werknemers worden door de vak-
  • bondsafvaardiging vertegenwoordigd?...........
  • 74 c.Bevoegdheden van de VA......................
  • 75 d.De werking van de VA..........................
  • 761)Recht op audiëntie.........................
  • 762) Recht op het verstrekken van informatie.....
  • 763)Recht op bijstand...........................
  • 76 e.De bescherming van de leden van de vakbondsafvaardiging.............................
  • 761)Wie is beschermd?........................
  • 772)In welke mate is men beschermd?..........
  • 773)Hoe verloopt de ontslagprocedure?.........
  • 774)Gunstigere regelingen.....................
  • 785)Vakbondsafgevaardigde belast met de uitoefening van de opdrachten van het CPBW.
  • 79 f.De vakbondsafvaardiging: een omstreden orgaan
  • 79§ 7.Het supranationale niveau: de Europese ondernemingsraad ...
  • 80 A.Toepassingsgebied....................................
  • 81 B.Vaststelling van het aantal werknemers.................
  • 81 C.Bestaande overeenkomsten............................
  • 82 D.Wie is verantwoordelijk?...............................
  • 82 E.Wie neemt het initiatief?...............................
  • 83 F.Het instellen van de bijzondere onderhandelingsgroep (BOG)..........................................
  • 831.Bevoegdheid......................................
  • 832.Samenstelling van de BOG.........................
  • 843.Aanwijzing van de in België tewerkgesteldeleden-werknemers.................................
  • 84 G.De vergaderingen van de BOG met het hoofdbestuur....
  • 84
  • De overeenkomst.....................................85
  • 1.Minimumbepalingen..............................85
  • 2.Geen EOR, wel een informatie- en raadplegingsprocedure........................................
  • 85 I.Subsidiaire bepalingen................................
  • 86§ 8.De rol van de werknemers in de Europese vennootschap......
  • 87 A.Begrip................................................
  • 87 B.Rol van de werknemers................................
  • 88§ 9.De rol van de werknemers in de Europese coöperatieven vennootschap SCE)...........................................
  • 91 A.Begrip................................................
  • 91 B.De rol van de werknemers.............................
  • 92 Afdeling 2. Het normerende instrument: de collectieve arbeids-overeenkomst.......................................................
  • 92§ 1.Voorgeschiedenis van de CAO-wet..........................
  • 92§ 2.Notie en inhoud............................................
  • 94§ 3.Juridische aard van de collectieve arbeidsovereenkomst.......
  • 96§ 4.Toepassingsgebied van de CAO-wet..........................
  • 97§ 5.Wie kan een CAO sluiten?..................................
  • 99§ 6.Soorten collectieve arbeidsovereenkomsten.................
  • 100§ 7.De hiërarchie tussen diverse soorten collectieve arbeids-overeenkomsten...........................................
  • 100§ 8.Geldigheids- en vormvereisten van de CAO.................
  • 101 A.Geschrift............................................
  • 101 B .Ta a lgebruik..........................................
  • 102 C.Verplichte vermeldingen..............................
  • 102 D.Neerlegging.........................................
  • 103 E.Bekendmaking.......................................
  • 103 F.Specifieke vereisten voor overeenkomsten gesloten binnen een paritair orgaan............................
  • 104§ 9.Binding...................................................
  • 104 A.Niet algemeen bindend verklaarde CAO...............
  • 1041.Welke personen zijn gebonden?...................
  • 1042.Binding van de normatieve en de obligatoirebepalingen.......................................106
  • B.Algemeen bindend verklaarde CAO...................
  • 106 C.Overzicht van de binding van de CAO.................
  • 108§ 10.Interpretatie van de CAO..................................
  • 109§ 11.De ondernemings-CAO ....................................
  • 110 A.Omstandigheden waarin een ondernemings-CAO tot stand komt ..........................................
  • 110
  • B.
  • Personen bevoegd om op ondernemingsniveau een
  • CAO te sluiten
  • .......................................
  • 110
  • 1.De werkgever....................................
  • 1102.Namens de werknemers..........................
  • 110 C.Onderhandelaars.....................................
  • 111 D.Kan een werkgever met slechts één representatievevakorganisatie geldig onderhandelen?.................
  • 111§ 12.Toezicht en strafbepalingen................................
  • 111 Deel IV.De fondsen voor bestaanszekerheid...........................
 
  • 113 Deel V.Collectieve arbeidsconflicten..................................
  • 115 Hoofdstuk 1. Collectieve arbeidsconflicten: notie en soorten...............
 
  • 115 Hoofdstuk 2. Werkstaking, lock-out en bedrijfsbezetting..................
  • 116 Afdeling 1. De werkstaking..........................................
  • 116§ 1.Notie en typologie.........................................
  • 116§ 2.Rechtspositie..............................................
  • 117§ 3.Gevolgen van de staking op de arbeidsovereenkomst van de staker.....................................................
  • 119 A.Schorsing van de arbeidsovereenkomst................
  • 119 B.Schorsing van de opzegtermijn........................
  • 120 C.Loonverlies..........................................
  • 120§ 4.Gevolgen van de werkstaking op de arbeidsovereenkomst van de werkwillige.........................................
  • 120 Afdeling 2. Uitsluiting of lock-out....................................
  • 123§ 1.Notie en typologie.........................................
  • 123§ 2.Rechtspositie..............................................
  • 124 Afdeling 3. Bedrijfsbezetting........................................
  • 124§ 1.Notie en typologie.........................................
  • 124§ 2.Rechtmatigheid van het aangewende actiemiddel............
 
  • 125 Hoofdstuk 3. Het oplossen van collectieve arbeidsconflicten doorbemiddeling en verzoening..............................................
  • 126 Afdeling 1. Bemiddeling en verzoening: notie.........................
  • 126 Afdeling 2. Verzoeningsprocedures..................................
  • 126 Afdeling 3. Verzoenende instanties...................................
  • 127§ 1.Verzoeningsplicht of verzoeningsvrijheid...................
  • 127§ 2.Verzoening van het collegiale type: de organen met verzoenende bevoegdheid........................................
  • 127§ 3.Sociale bemiddelaars......................................
 
  • 128 Hoofdstuk 4. Het reguleren van collectieve conflicten.....................
  • 130 Afdeling 1. De wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd.......................................
  • 130 Afdeling 2. Toepassingsgebied van de wet............................
  • 130 Afdeling 3. Notie prestatie van algemeen belang......................
  • 131 Afdeling 4. Mechanisme van de wetgeving............................
  • 131§ 1.Bepaling van de vitale behoeften en de prestaties van algemeen belang..............................................
  • 131 A.Het PC bepaalt zelf de vitale behoeften en de prestaties.
  • 131 B.Het PC bepaalt de vitale behoeften en de prestaties op verzoek van de minister..............................
  • 132 C.Bepaling van de vitale behoeften en de prestaties door de minister van Werk.................................
  • 132§ 2.Uitvoering van de genomen beslissingen....................
  • 132 Afdeling 5. De rechtspositie van de werknemer die de vitale behoeften verzekert...........................................................
  • 133 Afdeling 6. Kan de overheid worden aangesproken?...................
  • 133 Afdeling 7. Ontslagverbod voor werknemers belast met de uitvoering van de prestaties....................................................
 
  • 133 Hoofdstuk 5. Beslechting van collectieve arbeidsconflicten door de rechter.
  • 134 Afdeling 1. Situering................................................
  • 134 Afdeling 2. Procedure...............................................
 
  • 135 Hoofdstuk 6. Het stakingsrecht ingeperkt?...............................
  • 138 Naschrift: het nieuwe normaal?..........................................
  • 141 Afdeling 1. De spoorwegen..........................................
  • 141 Afdeling 2. De gevangenissen........................................
  • 142 Over de auteurs.........................................................
  • 143

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift