Inhoudstabel:

 

  • André MAST †
  • Eerste voorzitter-emeritus van de Raad van State
  • Hoogleraar-emeritus aan de Rijksuniversiteit Gent
  • OVERZICHT BELGISCH
  • ADMINISTRATIEF RECHT
  • MET INZONDERHEID DE REGELGEVING DIE VAN TOEPASSING IS VOOR DE VLAAMSE GEMEENSCHAP EN HET VLAAMSE GEWEST TWEEËNTWINTIGSTE VOLLEDIG HERWERKTE UITGAVE
  • door Jean DUJARDIN
  • Erestadssecretaris van Gent
  • Eredocent aan de Vrije Universiteit Brussel
  • Marnix VAN DAMME Johan VANDE LANOTTE
  • Kamervoorzitter in de Raad van State
  • Deeltijds Gewoon Hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel
  • Deeltijds Gewoon Hoogleraar aan de Universiteit Gent
 
  • 2021
  • Behoudens andersluidende vermelding, werd het manuscript afgesloten op
  • 1 augustus 2021.
  • 1e druk – 1962
  • 2e druk – 1964
  • 3e druk – 1968
  • 4e druk – 1971
  • 5e druk – 1973
  • 6e druk – 1975
  • 7e druk – 1977
  • 8e druk – 1981
  • 9e druk – 1984
  • 10e druk – 1986
  • 11e druk – 1989
  • 12e druk – 1992
  • 13e druk – 1994
  • 14e druk – 1996
  • 15e druk – 1999
  • 16e druk – 2002
  • 17e druk – 2006
  • 18e druk – 2009
  • 19e druk – 2012
  • 20e druk – 2014
  • 21e druk – 2017
  • 22e druk – 2021
   
  • WOORD VOORAF BIJ DE TWEEËNTWINTIGSTE DRUK III
  • INHOUD VII
  • INLEIDING 1
  • Hoofdstuk I
  • BEGRENZING VAN HET ADMINISTRATIEF RECHT 3
  • 1. Wat is het administratief recht? 1 3
  • 2. Het administratief recht is een uitzonderingsrecht 2-6
  • 4. Algemene begrippen 4
  • 5. Interpenetratie van publiek- en privaatrechtelijke procedés 5
  • 3. Voorrechten van de administratieve actie. De rechtskracht van de administratieve rechtshandeling 7-9 6
  • De verbindende kracht van de administratieve rechtshandeling 6
  • De dwingende kracht van de administratieve rechtshandeling (privilège du préalable) 7
  • De uitvoerbare kracht van de administratieve rechtshandeling 7
  • 4. Administratieve sancties 10-16 8
  • Probleemstelling 8
  • Moet een administratieve sanctie als een straf worden beschouwd? 9
  • Varianten van de administratieve sanctie 11
  • Rechtsgevolgen gehecht aan de vaststelling dat een maatregel een administratieve sanctie is 14
  • 5. Het wettigheidsbeginsel 17-21 18
  • De hiërarchie der rechtsnormen 18
  • De waarde van eigen verordeningen 19
  • De toegewezen aard van de administratieve macht 20
  • Delegatie is in beginsel ontoelaatbaar 20
  • Delegatie en toewijzing van de bevoegdheid 21
 
  • Hoofdstuk II
  • DE BRONNEN VAN HET ADMINISTRATIEF RECHT 24
  • 1. De Grondwet 22 24
  • 2. De wetten 23 24
  • 3. De besluitwetten 24 26
  • 4. De decreten en ordonnanties 25 26
  • 5. De verdragen en de verordeningen van door de verdragen ingestelde organen 26 28
  • 6. De koninklijke besluiten 27-33 30
  • Onbekwaamheid van de Koning om alleen te handelen 30
  • De verschillende soorten koninklijke besluiten en de bekendmaking 32
  • De verhouding van de koninklijke besluiten
  • tegenover de wet 33
  • Zelfstandige verordenende bevoegdheid van de Koning 35
  • Hoe de koninklijke besluiten worden gesanctioneerd 36
  • De koninklijke besluiten genomen op grond van een wet op de bijzondere of op de buitengewone machten 37
  • 7. De eenheid van de verordenende bevoegdheid 34-37 37
  • De aan de ministers toegekende verordenende bevoegdheid 38
  • De aan zelfstandige overheidsinstellingen toegekende
  • verordenende macht 38
  • Fragmentering van de verordenende bevoegdheid 39
  • 8. Besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen 38 41
  • 9. Provinciale en gemeentelijke verordeningen 39 43
  • 10. Ministeriële omzendbrieven en dienstorders 40 43
  • 11. De jurisprudentiële regel 41 46
  • 12. Algemene rechtsbeginselen en beginselen van behoorlijk bestuur 42-56 46
  • Begrip en functie 46
  • Diverse algemene rechtsbeginselen 52
  • Diverse beginselen van behoorlijk bestuur 58
  • Beginselen van behoorlijk burgerschap 78
  • 13. De beleidsnormen 57-58 89
  • 14. De gewoonte 59 92
  • 15. Algemene bibliografie voor België 60-61 92
  • EERSTE BOEK
  • DE PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSONEN EN DE OPENBARE DIENST 95
 
  • Hoofdstuk I
  • DE RECHTSPERSOONLIJKHEID. PRIVAATRECHTELIJKE EN PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSONEN 97
  • 1. De rechtspersoonlijkheid 62-65 97
  • Algemene begrippen 97
  • Rechtspersoonlijkheid wordt door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie toegekend 98
  • Het beginsel van de specialiteit 99
  • 2. De privaatrechtelijke rechtspersonen 66 99
  • 3. De publiekrechtelijke rechtspersonen 67-68 101
  • Algemene begrippen 101
  • Het onderscheid tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen 103
 
  • Hoofdstuk II
  • DE OPENBARE DIENST 104
  • 1. Algemene begrippen 69-73 104
  • Ontstaan van het begrip ‘openbare dienst’ 104
  • Het begrip ‘openbare dienst’ 105
  • De openbare dienst is opgericht door de openbare macht 106
  • Doctrinaal en positiefrechtelijk belang van het begrip ‘openbare dienst’ 107
  • 2. De beginselen van de openbare dienst 74-80 107
  • Het beginsel van de veranderlijkheid van de openbare dienst 108
  • Het beginsel van de continuïteit van de openbare dienst 108
  • Het beginsel van de benuttigingsgelijkheid van de openbare dienst 111
  • 3. Aard van de betrekkingen tussen de openbare dienst en de gebruikers 81 111
 
  • Hoofdstuk III
  • CENTRALISATIE EN DECENTRALISATIE 114
  • 1. Algemene begrippen 82-83 114
  • 2. De gecentraliseerde dienst 84-91 115
  • Rechtstreekse toewijzing van bevoegdheid 116
  • Meervoudige bevoegdheid 116
  • Deconcentratie 116
  • Diensten met afzonderlijk beheer 117
  • Vlaamse intern verzelfstandigde agentschappen 118
  • Provinciale en gemeentelijke intern
  • verzelfstandigde agentschappen 118
  • 3. Decentralisatie 92-93 118
  • 4. Het administratief toezicht 94-106 120
  • Autonomie en administratief toezicht 120
  • De procedés van het administratief toezicht 123
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN DIENSTGEWIJZE DECENTRALISATIE 134
  • 1. Begripsomschrijving 107 134
  • 2. Bij wijze van stichting tot stand gebrachte gedecentraliseerde diensten 108-111 134
  • Gepersonaliseerde besturen 134
  • Openbare instellingen 135
  • Publiekrechtelijke beroepscorporaties 135
  • Openbare adviesorganen 136
  • 3. Bij wijze van vereniging tot stand gebrachte gedecentraliseerde diensten 112-113 137
  • Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en intercommunale verenigingen 137
  • Publiekrechtelijke verenigingen 137
  • 4. Federale autonome overheidsbedrijven 114 138
  • 5. Federale openbare kredietinstellingen 115 140
 
  • Hoofdstuk V
  • OPENBARE INSTELLINGEN DIE ONDER TOEPASSING VALLEN VAN DE WET VAN 16 MAART 1954 BETREFFENDE DE CONTROLE OP SOMMIGE
  • ORGANISMEN VAN OPENBAAR NUT 142
  • 1. Inleiding 116 142
  • 2. Indeling van de instellingen die onderworpen zijn aan de wet van 16 maart 1954 117-118 143
  • 3. Belang van de indeling 119 144
  • 4. Bepalingen betreffende het personeel 120 146
  • 5. Bepalingen betreffende de budgettaire controle 121 147
  • 6. Bepalingen betreffende de controle van de rekeningen 122 148
  • Hoofdstuk VI
  • OPENBARE INSTELLINGEN DIE AFHANGEN VAN DE GEMEENSCHAP OF HET GEWEST 150
  • 1. Oprichting 123 150
  • 2. Bepalingen betreffende de financiële en administratieve controle 124 150
  • 3. Bepalingen betreffende het personeel 125 151
  • 4. De Vlaamse instellingen 126-137 152
  • Intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid 153
  • Intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid 153
  • Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen 154
  • Privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen 155
  • Personeel 156
 
  • Hoofdstuk VII
  • HET ADMINISTRATIEF CONTRACT 157
  • 1. De overeenkomst en de andere vormen van het overheidshandelen 138 157
  • 2. Administratieve contracten 139-141 159
  • 3. Administratieve contracten en exclusieve rechten 142-149 161
  • Hoofdstuk VIII
  • DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN 167
 
  • AFDELING I
  • ALGEMENE SITUERING VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTENREGLEMENTERING 167
 
  • AFDELING II
  • DE STRUCTUUR VAN HET BELGISCH WETGEVEND EN REGLEMENTAIR KADER 171
  • 1. De wetgeving 150-151 171
  • 2. De uitvoeringsbesluiten 152-155 172
  • Het KB van 18 april 2017 (klassieke sectoren) 172
  • Het KB van 18 juni 2017 (speciale sectoren) 172
  • Het KB van 25 juni 2017 (plaatsing en algemene
  • uitvoeringsregels concessieovereenkomsten) 172
  • Het KB van 14 januari 2013 (algemene
  • uitvoeringsregels overheidsopdrachten) 172
 
  • AFDELING III
  • DE BASISPRINCIPES VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTENREGLEMENTERING 173
  • 1. Gelijkheid en niet-discriminatie 156 173
  • 2. Transparantie 157 173
  • 3. Proportionaliteit (evenredigheid) 158 174
  • 4. Wederzijdse erkenning tussen de lidstaten 159 175
 
  • AFDELING IV
  • HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTENREGLEMENTERING 175
  • 1. Het persoonlijk toepassingsgebied van de overheidsopdrachtenreglementering 160-174 175
  • De klassieke sectoren 175
  • De speciale sectoren 181
  • 2. Het materieel toepassingsgebied van de overheidsopdrachtenreglementering 175-179 184
  • Inleiding 184
  • Overheidsopdrachten voor werken 184
  • Overheidsopdrachten voor leveringen 185
  • Overheidsopdrachten voor diensten 185
  • Gemengde opdrachten 186
  • 3. Vrijstellingen die betrekking hebben op de organisatie van de overheid 180-181 187
 
  • AFDELING V
  • DE PLAATSING VAN EEN OVERHEIDSOPDRACHT 188
  • 1. De keuze van de plaatsingsprocedure 182-193 188
  • Het onderscheid tussen openbare en niet-openbare procedures 188
  • Het onderscheid tussen procedures waarin de opdracht wordt toegekend aan de economisch meest
  • voordelige inschrijving op basis van prijs, kost of de prijs-kwaliteitsverhouding 189
  • Het onderscheid tussen procedures waarin geen onderhandelingen mogelijk zijn en procedures met onderhandelings- of dialoogelementen 189
  • De prijsvraag 197
  • Bijzondere technieken en instrumenten 198
  • 2. Het opstellen van de opdrachtdocumenten 194-210 199
  • Uitsluitingsgronden en kwalitatieve selectie 199
  • De keuze voor de economisch meest voordelige offerte 218
  • De technische eisen of specificaties 221
  • De contractuele voorwaarden inzake de uitvoering van de opdracht 223
  • 3. De aankondiging 211-215 224
  • Onderscheiden toepassingsregels naargelang de Europese drempelbedragen al dan niet van toepassing
  • zijn en naargelang de aard van de diensten 224
  • De vooraankondiging of periodieke indicatieve aankondiging 225
  • De aankondiging 227
  • De aankondiging van gegunde opdracht 227
  • Modaliteiten en de termijnen voor verzending en ontvangst van aanvragen tot deelneming en offertes 228
  • 4. Het gebruik van elektronische middelen 216 231
  • 5. Indiening en opening van de offertes 217 233
  • 6. Het onderzoek van de inschrijvingen 218-224 234
  • Het onderzoek van de regelmatigheid van de offertes 234
  • Het prijs- of kostenonderzoek 241
  • 7. De keuze van de medecontractant 225 243
  • 8. De beslissing om geen gevolg aan de plaatsingsprocedure te geven 226 245
 
  • Hoofdstuk IX
  • DE CONCESSIES 246
 
  • AFDELING I
  • ALGEMENE SITUERING 246
  • 1. Evolutie van het regelgevend kader 227-229 246
  • 2. Onderscheid met de domeinconcessie 230-231 247
  • AFDELING II
  • HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CONCESSIEWET VAN 17 JUNI 2016 249
  • 1. Personeel toepassingsgebied 232 249
  • 2. Materieel toepassingsgebied 233-235 249
  • Algemeen 249
  • Concessies voor sociale diensten en andere specifieke diensten 251
  • Gemengde concessies 251
  • 3. De plaatsing van concessies die onder het toepassingsgebied
  • van de Concessiewet van 17 juni 2016 vallen 236-249 251
  • Algemeen 251
  • Elementaire waarborgen en eisen 252
  • 4. De uitvoering van concessies die onder het toepassingsgebied
  • van de Concessiewet van 17 juni 2016 vallen 250 259
 
  • Hoofdstuk X
  • DE RECHTSBESCHERMING INZAKE OVERHEIDSOPDRACHTEN EN CONCESSIES 260
  • 1. Inleiding 251-253 260
  • 2. Preventieve rechtsbescherming: informatie- en transparantieverplichtingen van de aanbesteder 254-258 262
  • 3. Repressieve rechtsbescherming: verhaalprocedures 259-268 265
  • Inleiding 265
  • Rechtsbescherming na de gunningsbeslissing en voorafgaand aan contractsluiting 266
  • Rechtsbescherming na contractsluiting 267
  • De verhaaltermijnen 271
 
  • TWEEDE BOEK
  • HET OPENBAAR AMBT 275
  • Hoofdstuk I
  • ALGEMENE BEGRIPPEN 277
  • 1. Het begrip “ambtenaar” 269-271 277
  • 2. De rechtstoestand van de ambtenaar 272-287 278
  • Historische achtergrond 278
  • De rechtspositie van het personeel in overheidsdienst is in beginsel van statutaire aard 280
  • Belang van het onderscheid tussen statutair en contractueel verband 286
 
  • Hoofdstuk II
  • HET OPENBAAR AMBT EN DE GRONDWET 292
  • 1. Door wie wordt het statuut van het personeel in overheidsdienst geregeld? 288-293 292
  • De grondwettelijke teksten 292
  • Overheidspersoneel met een wettelijk statuut 294
  • Voor- en nadelen van een reglementair statuut 295
  • 2. Aard van de aan de Koning door artikel 107 van de Grondwet opgedragen bevoegdheid 294 296
  • 3. Het statuut en de openbare vrijheden van de ambtenaar 295-302 296
  • Probleemstelling 296
  • Eerbied voor de regelen van de dienst 297
  • Openbaarheid van bestuur 299
  • Stakingsrecht en stakingsverbod 299
 
  • Hoofdstuk III
  • DE TUCHTREGELING VOOR HET OVERHEIDSPERSONEEL 305
  • 1. Algemene begrippen 303-304 305
  • 2. De toepasbaarheid van artikel 6.1 EVRM in tuchtzaken 305-307 307
  • Toepassing artikel 6.1 EVRM wat het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen betreft 307
  • Is een tuchtprocedure een strafvervolging in de zin van artikel 6.1. EVRM? 309
  • 3. Tuchtregeling en strafvordering 308-310 309
  • Probleemstelling 309
  • Nullum crimen sine lege 311
  • Nulla poena sine lege 312
  • 4. Tuchtstraffen en ordemaatregelen 311-312 313
  • 5. Tuchtstraffen en evaluatie 313 314
  • 6. Een bijzondere rechtsbescherming voor het personeel: de raden van beroep voor federale en Vlaamse ambtenaren
  • en de beroepscommissie voor tuchtzaken voor ambtenaren van de provinciale en lokale besturen 314 315
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE VOORNAAMSTE JURIDISCHE KRACHTLIJNEN VAN AMBTENARENSTATUTEN 318
  • 1. Het syndicaal statuut. De wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
  • vakbonden van haar personeel 315-317 318
  • 2. Het toepassingsgebied 318 321
  • 3. De indeling van het personeel 319 322
  • 4. De deontologische rechten en plichten van de statutaire personeelsleden 320 323
  • 5. De aanwerving 321-330 324
  • De toelatingsvoorwaarden 324
  • De selectie via een objectief wervingssysteem 326
  • De vergelijkende selectie 327
  • De werving 328
  • De stage of de proeftijd 328
  • De benoeming en de eedaflegging 329
  • 6. De loopbaan van de statutaire personeelsleden 331 330
  • 7. De evaluatie 332 332
  • 8. Administratieve standen en verlofregeling 333 333
  • 9. De bezoldigingsregeling 334 334
  • 10. De ambtsneerlegging en het ontslag van ambtswege 335 335
  • 11. De bijzondere rechtspositie van de mandaathouders of de managers 336-339 336
  • Federale overheid 336
  • Andere overheden 338
  • 12. Taalkaders en taalregelingen 340-341 339
 
  • DERDE BOEK
  • HET REGIME VAN DE GOEDEREN IN HET ADMINISTRATIEF RECHT 343
  • Hoofdstuk I
  • OPENBAAR EN PRIVAAT DOMEIN 345
  • 1. Begripsafbakening 342-345 345
  • 2. Verhouding tussen privaat en openbaar domein 346-347 349
  • 3. Statuut van het openbaar domein 348-362 350
  • Algemeen 350
  • Onbeschikbaarheid 350
  • Onverjaarbaarheid 358
  • 4. Statuut van het privaat domein 363-365 358
  • 5. Onbeslagbaarheid van domeingoederen 366-367 359
 
  • Hoofdstuk II
  • DE ONTEIGENING 361
  • 1. Algemeen kader omtrent publiekrechtelijke beperkingen van het eigendomsrecht 368-372 361
  • 2. De formele onteigening 373-384 364
  • Wezenskenmerken 364
  • Bijzonder (grond)wettelijk kader 367
  • Bevoegdheidsverdelende regelen 368
  • 3. Basisregelen van het onteigeningsrecht 385-410 370
  • Materiële en procedurele waarborgen 370
  • Wolters Kluwer – Overzicht Belgisch Administratief Recht
  • 4. Bestuurlijke en gerechtelijke fase van de Vlaamse onteigeningsprocedure 411-444 385
  • Algemene aspecten 385
  • De bestuurlijke fase 387
  • De gerechtelijke fase 396
 
  • Hoofdstuk III
  • DE OPEISING 403
  • Hoofdstuk IV
  • DE OPENBARE WEGEN 407
  • 1. Algemeen deel 445-487 407
  • Openbare en private wegen 407
  • Normerende bevoegdheid 411
  • Administratieve en functionele indeling van de openbare wegen 413
  • Rooilijnen en rooilijnplannen 416
  • Weggerechtigden 424
  • 2. Bijzonder deel 488-500 429
  • Autosnelwegen 429
  • Gewestwegen 431
  • Gemeentewegen 432
 
  • Hoofdstuk V
  • DE WATERWEGEN 435
  • 1. Gewestelijke bevoegdheid 501-503 435
  • 2. De bevaarbare waterlopen 504-506 436
  • 3. De onbevaarbare waterlopen 507-515 437
  • Begripsbepaling, rangschikking en reglementering 437
  • Eigendom en beheer 438
  • Machtigingen 439
  • Erfdienstbaarheden van openbaar nut 439
  • Handhaving 439
  • 4. De publieke grachten 516 439
 
  • Hoofdstuk VI
  • ERFDIENSTBAARHEDEN VAN OPENBAAR NUT 441
  • 1. Begripsbepaling 517-521 441
  • 2. Recht op vergoeding 522 442
  • 3. Voorbeelden 523 443
   
  • Hoofdstuk VII
  • OMGEVINGSRECHT 446
  • 1. Het begrip omgevingsrecht 524-526 446
  • 2. Grondwettelijk recht op een gezond leefmilieu en het standstillbeginsel 527 448
  • 3. Bevoegdheidsregeling ingevolge de staatshervorming 528-529 450
  • 4. Decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid 530-548 452
  • Algemene bepalingen 452
  • Besluitvorming en inspraak 453
  • Bedrijfsinterne milieuzorg 453
  • Milieueffect- en veiligheidsrapportage 454
  • Exploitatie van inrichtingen en activiteiten en erkende personen 468
  • Milieubeleidsovereenkomsten 469
  • Klimaat 470
  • Milieuschade 470
  • 5. Sectorale bepalingen 549-598 473
  • Materialen en afvalstoffen 473
  • Bodemverontreiniging 476
  • Geluid 494
  • Lucht 496
  • Meststoffen 498
  • Water 501
  • 6. Sectorale regelingen betreffende natuurbehoud en landschapszorg 599-623 509
  • Natuurbehoud 509
  • Bossen 526
  • Duinen 529
  • Grindwinning en diepe ondergrond 531
  • Ruilverkaveling 533
  • Landinrichting 537
  • 7. Onroerend erfgoed 624-631 539
  • 8. De ruimtelijke ordening 632-740 558
  • Algemene begrippen 558
  • De doelstellingen van de ruimtelijke ordening
  • en de ordeningsinstrumenten 570
  • Ruimtelijke planning 573
  • Het vergunningenbeleid 639
  • 9. De omgevingsvergunning 741-782 655
  • Algemene begrippen 655
  • De vergunningsprocedure 663
   
  • VIERDE BOEK
  • DE TERRITORIALE DECENTRALISATIE EN
  • LOKALE OPENBARE INSTELLINGEN 687
 
  • DEEL I
  • DE PROVINCIE 689
  • Hoofdstuk I
  • ALGEMENE BEGRIPPEN 689
  • 1. Van département naar provincie 783-784 689
  • 2. De grondwettelijke bepalingen 785 691
  • 3. De bepalingen van het Europees handvest inzake lokale autonomie 786 692
  • 4. Bevoegdheidsregeling ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 787 694
  • 5. De provinciale autonomie 788-792 696
  • Principe 696
  • Hoe heeft de decreetgever het provinciaal belang gekwalificeerd? 696
  • 6. Het administratief toezicht 793-800 698
  • Grondwettelijke bepalingen 698
  • De bevoegdheidsregeling inzake de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht 699
  • Organisatie en uitoefening van het administratief
  • toezicht op de Vlaamse provincies. Toezichtregeling
  • ingevolge het Provinciedecreet van 9 december 2005 701
 
  • Hoofdstuk II
  • DE PROVINCIERAAD 703
  • 1. Samenstelling van de provincieraad 801-807 703
  • Aantal leden 703
  • Datum van de verkiezingen 703
  • Provincieraadskiezers 704
  • Verkiesbaarheidsvoorwaarden, onverenigbaarheden,
  • verhindering en vervanging 704
  • Geldigverklaring van de verkiezing 705
  • 2. Werking van de provincieraad 808-812 706
  • Voorzitterschap 706
  • Bijeenroeping 706
  • Openbaarheid van de vergaderingen 708
  • 3. Bevoegdheden van de provincieraad 813-825 708
  • Algemene bevoegdheid 708
  • De provinciale volksraadpleging 711
  • Bevoegdheden van provinciaal belang 712
  • Taken van algemeen belang 714
  • Verordenende bevoegdheid 715
 
  • Hoofdstuk III
  • DE DEPUTATIE 718
  • 1. Samenstelling van de deputatie 826-831 718
  • Aantal leden 718
  • Verkiezing, verkiesbaarheidsvoorwaarden, onverenigbaarheden, verhindering en vervanging 718
  • 2. Werking van de deputatie 832-833 720
  • Collegiaal orgaan 720
  • Openbaarheid van de vergaderingen 721
  • 3. Bevoegdheid van de deputatie 834-837 721
  • Toegewezen of gedelegeerde bevoegdheid van provinciaal belang 721
  • Bevoegdheden van algemeen belang 723
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE PROVINCIEGOUVERNEUR 725
  • 1. Statuut van de gouverneur 838-839 725
  • 2. Bevoegdheden van de gouverneur 840-846 726
  • Betrokkenheid bij de werking van de provinciale organen 726
  • Instructiebevoegdheid 726
  • Uitvoeringsbevoegdheid 727
  • Coördinatiebevoegdheid 727
  • Bevoegdheid inzake de benoeming van het federaal personeel 728
  • Bevoegdheid inzake de handhaving van de orde 728
  • Bevoegdheid in geval van staking of van dreigende staking 729
 
  • Hoofdstuk V
  • DE ADJUNCT VAN DE GOUVERNEUR VAN DE PROVINCIE VLAAMS-BRABANT 730
  • 1. Statuut 847 730
  • 2. Bevoegdheden 848 730
 
  • Hoofdstuk VI
  • DE PROVINCIEGRIFFIER DE FINANCIEEL BEHEERDER HET MANAGEMENTTEAM 732
  • 1. De provinciegriffier 849-852 732
  • Statuut 732
  • Taken 732
  • 2. De financieel beheerder 853-857 734
  • Statuut 734
  • Taken 734
  • 3. Het managementteam 858-859 735
  • Samenstelling 735
  • Taken 736
 
  • Hoofdstuk VII
  • HET ADMINISTRATIEF ARRONDISSEMENT EN DE ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS 737
  • 1. Statuut 860 737
  • 2. Bevoegdheid 861 737
 
  • DEEL II
  • DE GEMEENTE 739
  • Hoofdstuk I
  • ALGEMENE BEGRIPPEN 739
  • 1. Grondwettelijke bepalingen 862 739
  • 2. De bepalingen van het Europees handvest inzake lokale autonomie (zie nr. 730) 742
  • 3. Bevoegdheidsregeling ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 863 742
  • 4. De gemeentelijke autonomie 864-869 745
  • Principe 745
  • Hoe hebben de wet- en de decreetgever het gemeentelijk belang gekwalificeerd? 746
  • Autonomie, medebewindstaken en taken van gemengd belang 748
  • Autonomie als juridisch concept 749
  • 5. Geen absolute eenvormigheid van de gemeentelijke organisatie 870-874 750
  • 6. Wijziging of correctie van de gemeentegrenzen 875-879 753
  • De grote agglomeraties 754
  • De verplichte samenvoeging van gemeenten 755
  • De vrijwillige samenvoeging van gemeenten 756
  • 7. Het administratief toezicht 880-887 758
  • Grondwettelijke bepalingen 758
  • De bevoegdheidsregeling inzake de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht 758
  • Organisatie en uitoefening van het administratief toezicht op de Vlaamse gemeenten. Toezichtregeling
  • ingevolge het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 761
  • 8. Het gemeentelijk financiewezen 888-891 763
  • Grondwettelijke bepalingen 763
  • Het financieel zelfbeschikkingsrecht van de gemeenten is beperkt 764
  • De overheidsfinanciering van de gemeente-uitgaven 766
 
  • Hoofdstuk II
  • DE GEMEENTERAAD 769
  • 1. Samenstelling van de gemeenteraad 892-898 769
  • Aantal leden 769
  • Datum van de verkiezingen 770
  • Gemeenteraadskiezers 770
  • Verkiesbaarheidsvoorwaarden, onverenigbaarheden,
  • verhindering en vervanging 771
  • Geldigverklaring van de verkiezingen 773
  • 2. Werking van de gemeenteraad 899-903 773
  • Voorzitterschap 773
  • Bijeenroeping 774
  • Openbaarheid van de vergaderingen 776
  • 3. Bevoegdheden van de gemeenteraad 904-927 776
  • Algemene bevoegdheid 776
  • De gemeentelijke volksraadpleging 779
  • Bevoegdheden van gemeentelijk belang 781
  • Taken van medebewind en van gemengd belang 783
  • Reglementen van inwendig bestuur 784
  • Politieverordeningen 784
  • Bekendmaking van reglementen en verordeningen 796
 
  • Hoofdstuk III
  • HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN 799
  • 1. Samenstelling van het college en burgemeester en schepenen 928-933 799
  • Aantal leden 799
  • Verkiezing, verkiesbaarheidsvoorwaarden, onverenigbaarheden, verhindering en vervanging 800
  • 2. Werking van het college van burgemeester en schepenen 934-935 803
  • Collegiaal orgaan 803
  • Openbaarheid van de vergaderingen 804
  • 3. Bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen 936-939 804
  • Toegewezen of gedelegeerde bevoegdheid 804
  • Verordenende bevoegdheid 807
  • Toezicht op de kerkbesturen 807
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE BURGEMEESTER 809
  • 1. Statuut van de burgemeester 940-943 809
  • Benoeming 809
  • Benoembaarheidsvereisten 810
  • Verhindering en vervanging 811
  • 2. Bevoegdheden van de burgemeester 944-948 811
  • Algemeen overzicht 811
  • De politiemacht van de burgemeester 813
 
  • Hoofdstuk V
  • DE ALGEMEEN DIRECTEUR 822
  • 1. De algemeen directeur 949-952 822
  • Statuut 822
  • Taken 822
  • 2. De financieel directeur 953-957 825
  • Statuut 825
  • Taken 826
  • 3. Het managementteam 958-959 827
  • Samenstelling 827
  • Taken 827
 
  • DEEL III
  • DE VERZELFSTANDIGING BIJ DE GEMEENTEN,
  • DE PROVINCIES EN DE OPENBARE CENTRA VOOR
  • MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 829
  • 1. Interne en externe verzelfstandiging bij de gemeenten en de provincies 960 829
  • 2. De interne verzelfstandiging bij de gemeenten en de provincies 961-962 830
  • De delegatie 830
  • De intern verzelfstandigde agentschappen 830
  • 3. De externe verzelfstandiging bij de gemeenten en de provincies 963-979 830
  • Autonome gemeente- of provinciebedrijven 831
  • De gemeentelijke of provinciale extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm 837
  • 4. De verzelfstandiging bij de openbare centra voor maatschappelijk welzijn 980-981 840
  • Algemeen 840
  • Vormen van verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn 840
 
  • DEEL IV
  • DE INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING 843
  • 1. Bevoegdheidsregeling ingevolge de staatshervorming 982-984 843
  • Principiële gewestbevoegdheid 843
  • Bevoegdheid ratione loci 843
  • 2. Geen verplichting om zich te verenigen 985 844
  • 3. De Vlaamse intergemeentelijke samenwerking 986-990 845
  • Soorten samenwerkingsvormen 846
  • Herwaardering van de gemeente en van de gemeenteraad 847
  • De participatie van private partners in samenwerkingsverbanden 847
  • 4. De samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid:
  • de interlokale verenigingen 991-994 848
  • Doel 848
  • Leden 848
  • Oprichting 848
  • Bestuur 849
  • 5. De samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid: de projectverenigingen, de dienstverlenende en de
  • opdrachthoudende verenigingen 995-1017 849
  • Gemeenschappelijke bepalingen 849
  • De projectvereniging 850
  • De dienstverlenende en de opdrachthoudende verenigingen 852
 
  • DEEL V
  • HET MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 861
  • Hoofdstuk I
  • DE OPENBARE CENTRA VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 861
  • 1. Algemene begrippen 1018 861
  • 2. Bevoegdheidsregeling ingevolge de staatshervorming 1019 862
  • 3. Opdracht van het OCMW 1020 863
  • 4. Bevoegd steunverlenend OCMW 1021 864
  • 5. Integratie van het OCMW in de gemeente 1022 866
  • 6. De organisatie van de OCMW’s 1023-1032 867
  • Bestuursorganen 867
  • Personeel van de OCMW’s 873
  • 7. Beheer van de goederen 1033 873
  • 8. Financieel beheer – De beleidsrapporten 1034 874
  • 9. Administratief toezicht 1035 875
  • 10. Het contentieux van het recht op maatschappelijke dienstverlening 1036 875
  • 11. Rechtsgedingen 1037 876
  • 12. Het dwangbevel en artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek 1038-1039 876
 
  • Hoofdstuk II
  • VERHAALBAARHEID VAN DE KOSTEN VAN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING 878
  • 1. Verhaal van de kosten van maatschappelijke
  • dienstverlening op een ander OCMW of op de Staat 1040-1043 878
  • 2. Verhaal van de kosten van maatschappelijke
  • dienstverlening op particulieren 1044 881
 
  • Hoofdstuk III
  • DE MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE – HET LEEFLOON 883
  • 1. Van bestaansminimum naar maatschappelijke integratie 1045 883
  • 2. Bevoegdheidsregeling ingevolge de staatshervorming 1046 884
  • 3. De maatschappelijke integratie 1047-1051 884
  • De gerechtigden 884
  • De inhoud van het recht op maatschappelijke integratie 886
  • 4. Aanvraag en toekenning van het recht op maatschappelijke integratie 1052 887
  • 5. Het contentieux van het recht op maatschappelijke integratie 1053 888
  • 6. Terugvordering leefloon 1054 889
 
  • DEEL VI
  • HET BESTUUR VAN DE EREDIENSTEN 891
  • 1. Algemene begrippen 1055 891
  • 2. Bevoegdheidsregeling ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 1056 892
  • 3. Het Vlaams decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten 1057 893
  • 4. Criteria voor de erkenning, wijziging en samenvoegingen van plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen 1058 893
  • 5. Regeling voor de rooms-katholieke eredienst 1059-1070 894
  • De kerkfabriek 894
  • Het centraal kerkbestuur 896
  • Overleg met de gemeenteoverheid 898
  • Beheer van de goederen 898
  • Schenkingen en legaten 899
  • Meerjarenplan, budget en rekeningen 899
  • Administratief toezicht 900
  • 6. Regeling voor de andere erediensten 1071 901
 
  • DEEL VII
  • DE POLDERS EN WATERINGEN 905
  • 1. Ontstaan 1072-1073 905
  • 2. Bevoegdheidsregeling ingevolge de staatshervorming 1074 906
  • 3. Begripsomschrijving 1075 907
  • 4. Oprichting, opheffing en vereniging 1076 907
  • 5. Inrichting en beheer 1077-1081 908
  • De algemene vergadering 908
  • Het bestuur 909
  • De ontvanger-griffier 910
  • 6. Belastingen 1082 910
  • 7. Administratief toezicht 1083-1087 911
  • Bijzonder administratief toezicht 911
  • Algemeen administratief toezicht 912
  • 8. Rechtsgedingen 1088-1091 913
 
  • VIJFDE BOEK
  • DE ADMINISTRATIEVE EN JURISDICTIONELE BESCHERMING VAN DE BESTUURDE
  • DE RAAD VAN STATE 915
  • DEEL I
  • DE RECHTSBESCHERMING TEGEN HET OPTREDEN VAN HET BESTUUR 917
  • Hoofdstuk I
  • INLEIDENDE BESCHOUWINGEN 917
  • Hoofdstuk II
  • ENKELE BESTUURLIJKE HERVORMINGEN 921
  • 1. De formele of uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen 1092-1101 921
  • Toepassingsgebied van de wet van 29 juli 1991 921
  • Draagwijdte van de formele motiveringsplicht 926
  • Uitzonderingen op de uitdrukkelijke
  • motiveringsplicht 930
  • Uitdrukkelijke motivering en geheime stemming 931
  • Toezicht op en sanctie van de uitdrukkelijke motiveringsplicht 933
  • 2. De openbaarheid van bestuur 1102-1135 938
  • Situering 938
  • Toepassingsgebied 941
  • Actieve openbaarheid 950
  • Passieve openbaarheid 956
  • Uitzonderingen op de openbaarheid 965
  • De beroepsprocedures 985
  • Hergebruik van overheidsinformatie 991
  • 3. De ombudsman 1136-1163 995
  • Situering 995
  • De aanstelling van de ombudsmannen of ombudsvrouwen 997
  • De onafhankelijkheid van de ombudsmannen 999
  • Ten aanzien van welke administratieve overheden zijn de ombudsmannen bevoegd? 999
  • Taken van de ombudsmannen 1001
   
  • Hoofdstuk III
  • DE ADMINISTRATIEVE EN JURISDICTIONELE BEROEPEN 1017
  • 1. Het administratief beroep 1164-1172 1017
  • Begrip 1017
  • Vormen 1019
  • Omvang van de bevoegdheid van het beroepsorgaan 1024
  • De weerslag van het administratief beroep op het jurisdictioneel beroep 1026
  • 2. Het jurisdictioneel beroep 1173-1184 1035
  • Begrip 1035
  • Organieke onderscheidingscriteria 1040
  • Formele onderscheidingscriteria 1042
  • Materiële onderscheidingscriteria 1051
  • 3. Gevolgen van het onderscheid tussen een jurisdictioneel
  • beroep en een administratief beroep 1185-1196 1054
  • Gevolgen op het vlak van het beëindigen van het bestaan van de handeling 1055
  • Gevolgen op het vlak van de waarborgen voor de rechtzoekende 1067
  • Gevolgen van procedurele aard 1072
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE GRONDWETTELIJKE REGELING VAN DE
  • BESCHERMING VAN DE SUBJECTIEVE RECHTEN 1077
  • 1. Algemene begrippen 1197-1207 1077
  • Jurisdictioneel pluralisme of monisme 1077
  • Het Belgische systeem 1080
  • Een belangrijk onderscheid: de begrippen ‘subjectieve’ en ‘objectieve’ geschillen 1082
  • 2. De artikelen 144 en 145 van de Grondwet 1208-1211 1088
  • 3. Artikel 146 van de Grondwet 1212-1213 1092
 
  • Hoofdstuk V
  • DE RECHTSBESCHERMING DOOR DE GEWONE
  • RECHTER TEGEN HET ONRECHTMATIG OPTREDEN
  • VAN HET BESTUUR 1100
  • 1. Inleidende beschouwingen 1214 1100
  • 2. Het onverbindend verklaren van onwettige administratieve rechtshandelingen: de exceptie van onwettigheid 1215-1217 1101
  • Begrip 1101
  • Kenmerken 1104
  • 3. De rechtstreekse aanvechting van overheidsdaden voor de rechter in kort geding 1218-1227 1112
  • Naar een extensieve interpretatie van artikel 159 Gw. 1112
  • Het vorderingsrecht van milieuverenigingen 1119
  • 4. De aansprakelijkheidsvordering tegen de overheid 1228-1250 1131
  • De jurisprudentiële evolutie inzake overheidsaansprakelijkheid 1132
  • De toerekenbaarheid aan de overheid van door haar personeel verrichte handelingen 1163
 
  • Hoofdstuk VI
  • DE CONTROLE VAN HET BESTUUR DOOR BUITENGERECHTELIJKE RECHTSCOLLEGES 1182
  • 1. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen 1251-1252 1184
  • 2. De Deputatie of het College van provinciegouverneurs 1253-1254 1186
  • 3. De Raad voor Vergunningsbetwistingen 1255 1187
  • 4. Het Handhavingscollege 1256 1188
  • 5. De Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 1257 1189
  • 6. Het Vlaams Bestuursrechtscollege 1258 1190
  • 7. Het Rekenhof 1259-1262 1191
 
  • DEEL II
  • DE RAAD VAN STATE 1197 AFDELING I
  • ALGEMENE BEGRIPPEN 1197
  • 1. De plaats van de Raad van State onder de gestelde machten 1263 1197
  • 2. De organisatie van de Raad van State 1264-1267 1198
  • De leden van de Raad van State 1198
  • Het auditoraat 1200
  • Het coördinatiebureau 1204
 
  • AFDELING II
  • DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE 1209
  • 1. Overzicht van de taken van de afdeling Wetgeving 1268-1270 1209
  • 2. Facultatieve en verplichte raadpleging van de afdeling Wetgeving 1271-1284 1213
  • Facultatieve raadpleging 1213
  • Verplichte raadpleging 1214
  • Uitzonderingen op de verplichte raadpleging 1218
  • Sancties in geval van niet-nakoming van de adviesverplichting 1224
  • 3. Kenmerken van het advies van de afdeling Wetgeving 1285 1225
  • 4. Inrichting en samenstelling van de afdeling Wetgeving 1286 1228
  • 5. De termijnregeling voor de afdeling Wetgeving 1287-1289 1230
 
  • AFDELING III
  • DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD
  • VAN STATE 1241
  • Hoofdstuk I
  • ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK 1241
  • Hoofdstuk II
  • HET ANNULATIEBEROEP WEGENS MACHTSOVERSCHRIJDING 1247
  • 1. Algemene begrippen 1290-1291 1247
  • Artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State 1247
  • Het beroep wegens machtsoverschrijding is een objectief beroep 1247
  • 2. Vernietigingsgronden 1292-1306 1248
  • Probleemstelling 1248
  • Vernietigingsgronden die de externe wettigheid betreffen 1251
  • Vernietigingsgronden die de interne wettigheid betreffen 1258
  • Bestaan er bestuurshandelingen die aan ieder rechterlijk toezicht zijn onttrokken? De theorie van de regeringsdaden 1266
  • De rechter over het annulatieberoep en de kennisneming van de feitelijke toedracht van de zaak 1269
  • 3. De ontvankelijkheidsvoorwaarden van het  annulatieberoep 1307-1332 1270
  • De ontvankelijkheid van het annulatieberoep wat de persoon van de verzoeker betreft 1272
  • De ontvankelijkheid van het annulatieberoep wat de bestreden handeling betreft 1297
  • De ontvankelijkheid van het annulatieberoep wat de wijze betreft waarop het beroep moet worden ingesteld 1325
  • 4. De rechtsgevolgen van de arresten van de Raad van State 1333-1340 1336
  • Het gezag van een vernietigingsarrest 1336
  • Het gezag van een arrest houdende afwijzing van het beroep 1351
  • Het gezag van de vernietigingsarresten en de wetgever 1355
  • 5. Het administratief kort geding 1341-1352 1361
  • Situering en historiek 1361
  • De opschorting van de tenuitvoerlegging van besluiten houdende terugwijzing of uitzetting van vreemdelingen 1362
  • Schorsing van de tenuitvoerlegging van bestuurshandelingen wegens schending van de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet 1364
  • De invoering van een administratief kort geding voor de Raad van State door de wet van 19 juli 1991 1365
 
  • Hoofdstuk III
  • DE RAAD VAN STATE ALS ADMINISTRATIEVE
  • CASSATIERECHTER 1393
  • 1. Algemene begrippen 1353-1356 1393
  • 2. Kenmerken van het administratief cassatieberoep 1357 1399
  • 3. Gevolgen van een vernietigingsarrest na cassatieberoep 1358-1359 1401
 
  • Hoofdstuk IV
  • DE RAAD VAN STATE EN DE GESCHILLEN VAN BEVOEGDHEID TUSSEN GEDECENTRALISEERDE OVERHEDEN 1405
  • Hoofdstuk V
  • DE RAAD VAN STATE ALS RECHTER IN LAATSTE AANLEG 1407
  • 1. Het begrip volle rechtsmacht 1360 1407
  • 2. De Raad van State en de geschillen betreffende de
  • gemeentekieszaken 1361-1368 1408
  • De geldigverklaring van de
  • gemeenteraadsverkiezingen en van de
  • rechtstreekse verkiezing van de schepenen 1408
  • De andere door het Decreet over het Lokaal Bestuur
  • en het lokaal Kiesdecreet opengestelde beroepen 1413
  • 3. De Raad van State en de geschillen betreffende de provinciekieszaken 1369 1415
  • 4. De Raad van State en de geschillen betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn 1370-1374 1415
  • De verkiezing van de leden van de OCMW-raad, de leden van het vast bureau en de leden van het bijzonder comite voor de sociale dienst 1415
  • De andere door de OCMW-wetgeving opengestelde beroepen 1417
  • Geschillen betreffende tuchtzaken in de gemeente Voeren 1417
  • 5. De Raad van State en de geschillen betreffende de verkiezingen van de leden van de politieraden 1375 1418
  • 6. De Raad van State en de geschillen betreffende de verkiezingen van het Europese Parlement 1376 1419
  • 7. De Raad van State en de geschillen betreffende het ten laste nemen van de kosten van dienstverlening
  • door een OCMW 1377 1419
  • 8. De Raad van State en de bevoegdheid inzake dotaties aan politieke partijen 1378 1420
 
  • Hoofdstuk VI
  • DE RAAD VAN STATE EN DE GESCHILLEN INZAKE VERGOEDING 1423
  • 1. Hoe de wet van 23 december 1946 de bevoegdheid van de Raad van State ten aanzien van de geschillen inzake
  • vergoeding had vastgesteld 1379-1380 1423
  • 2. Wijziging van de bevoegdheid van de Raad van State a.v. de geschillen inzake eisen tot herstelvergoeding 1381 1425
  • 3. Over de eis tot herstelvergoeding doet de Raad van State uitspraak bij wege van arrest 1382 1426
  • 4. Bevoegdheid van residuaire aard 1383 1427
  • 5. De Raad van State doet uitspraak naar billijkheid 1384 1428
  • 6. De schade moet een buitengewone schade zijn 1385 1431
  • 7. De bevoegdheid van de Raad van State is van subsidiaire
  • aard 1386 1432
  • 8. De schade moet veroorzaakt zijn door een administratieve
  • overheid 1387 1433
  • 9. Procedureregeling 1388 1434
 
  • Hoofdstuk VII
  • DE RAAD VAN STATE EN DE SCHADEVERGOEDING  TOT HERSTEL 1437
  • Hoofdstuk VIII
  • DE CONFLICTEN VAN ATTRIBUTIE 1447
  • 1. Algemene begrippen 1391 1447
  • 2. De artikelen 33, 34 en 35 RvS-Wet en de desbetreffende
  • rechtspraak 1392 1448
 
  • Hoofdstuk IX
  • DE PREJUDICIËLE GESCHILLEN 1457
  • 1. Algemene begrippen 1393 1457
  • 2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie 1394 1458
  • 3. Het Benelux Gerechtshof 1395 1460
  • 4. Het Grondwettelijk Hof 1396 1461
  • 5. De algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1397 1468
 
  • Hoofdstuk X
  • DE RECHTSPLEGING VOOR DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE 1473
  • 1. Algemene beginselen 1398 1473
  • 2. De inquisitoriale aard van de rechtspleging 1399 1475
  • 3. De schriftelijke aard van de rechtspleging 1400 1476
  • 4. De summiere aard van de rechtspleging 1401 1476
  • 5. Het verzoekschrift 1402 1480
  • 6. De kosten 1403 1494
  • 7. Het collectief beroep en het beroep met meervoudig voorwerp 1404 1504
  • 8. Het uitwisselen van de memories 1405 1507
  • 9. Vorderingen die doelloos zijn of die slechts korte debatten vereisen 1406-1407 1520
  • 10. Kennelijk onrechtmatige beroepen 1408 1524
  • 11. De bijzondere procedure inzake betwistingen over de geldigheid van de gemeenteraadsverkiezingen 1409-1411 1528
  • Verzoekschrift 1528
  • Memorie van antwoord 1529
  • Behandeling van de zaak en uitspraak 1530
  • 12. De tussengeschillen 1412-1416 1531
  • De tussenkomst (art. 21bis RvS-Wet en art. 52
  • en 53 P.R.) 1531
  • De inschrijving van valsheid (art. 51 P.R.) 1535
  • De hervatting van het rechtsgeding (art. 55-58 P.R.) 1537
  • De afstand van het geding (art. 59 P.R.) 1539
  • De wraking (art. 29, tweede lid RvS-Wet en art. 62
  • et seq. P.R.) 1544
  • 13. Het onderzoek door de afdeling bestuursrechtspraak.
  • De terechtzitting en de uitspraak 1417-1423 1546
  • Het onderzoek. Het verslag van de auditeur 1546
  • De samenstelling van de kamer 1550
  • De terechtzitting en de uitspraak 1553
  • De uitvoering van de arresten 1557
  • De dwangsom 1557
  • 14. De rechtsmiddelen tegen arresten 1424 1562
  • Het verzet (art. 40-46 P.R.) 1562
  • Het derdenverzet (art. 47-50 P.R.) 1563
  • De herziening (art. 50bis-50sexies P.R.) 1564
  • De intrekking 1566
  • De verbetering 1566
  • De uitlegging 1567
  • ZAAKREGISTER 1569

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift