Inhoudstabel:

  • Inhoudstafel 9
  • Inhoudstafel
  • I
  • HET NIEUWE WVV
  • II
  • DE DOELSTELLINGEN VAN HET NIEUWE WVV EN DE HIERAAN VERBONDEN
  • WIJZIGINGEN
 
  • HOOFDSTUK 1: DRIE DOELSTELLINGEN  61
  • HOOFDSTUK 2: WAT HOUDT DIE DOORGEDREVEN VEREENVOUDIGING
  • CONCREET IN?  62
  • 1. Afschaffing van het onderscheid tussen burgerlijke en
  • handelsdaden en tussen burgerlijke vennootschappen en
  • handelsvennootschappen  62
  • 2. Nieuwe dichotomie tussen het vennootschaps- en verenigingsrecht  63
  • 3. Afschaffing van de publieke vennootschappen en beperking van
  • de regels voorbehouden aan de genoteerde vennootschappen  64
  • 4. Beperking van het aantal vennootschapsvormen  64
  • 5. Beperking van het aantal strafbepalingen  67
 
  • HOOFDSTUK 3: WAT HOUDT DE VERREGAANDE FLEXIBILISERING IN?  68
  • HOOFDSTUK 4: WAT HOUDT HET AANPASSEN AAN EUROPESE EVOLUTIES IN?  69
  • III
  • DE INWERKINGTREDING VAN HET NIEUWE WVV
  • HOOFDSTUK 1: ALGEMENE INWERKINGTREDINGSREGELS  73
    • Drie belangrijke data: 01.05.2019, 01.01.2020 en 01.01.2024  73
    • Wat betekent dit concreet?  73
      • Voor nieuw op te richten vennootschappen?  73
      • Voor bestaande vennootschappen waarvan de rechtsvorm blijft
    • bestaan?  73
    • 10 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
      • Een zgn. opt-in mogelijk sinds 1 mei 2019  73
      • Dwingende bepalingen alleszins van toepassing sedert 1 januari 2020  74
      • Verplichting tot aanpassing naar aanleiding van eerstvolgende
    • statutenwijziging na 1 januari 2020  75
      • Aanpassing alleszins verplicht tegen uiterlijk 1 januari 2024  75
    • Voor bestaande vennootschappen waarvan de rechtsvorm
  • afgeschaft wordt?  76
    • Dwingende bepalingen van de aanleunende rechtsvorm gelden
  • vanaf 1 januari 2020  76
    • Vrijwillige omzetting mogelijk tot 1 januari 2024  76
    • Omzetting van rechtswege per 1 januari 2024  77
  • HOOFDSTUK 2: SPECIFIEKE INWERKINGTREDINGSREGELS MET BETREKKING
  • TOT BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID  78
 
  • IV DE BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS
  • ONDER HET NIEUWE WVV
 
  • HOOFDSTUK 1: INLEIDING – ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN
  • DOOR HET WVV INZAKE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS  81
 
  • HOOFDSTUK 2: VERRUIMD TOEPASSINGSGEBIED  82
  • 1. Gelijkschakeling voor alle rechtspersonen  82
  • 1.1. Belangrijke impact voor vzw’s, ivzw’s en stichtingen  82
  • 1.1.1. Externe aansprakelijkheid  82
  • 1.1.2. Interne aansprakelijkheid  84
  • 1.2. Quid vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid?  85
  • 2. Uitbreiding personeel toepassingsgebied  86
  • 2.1. Inleiding  86
  • 2.2. Elk lid van een bestuursorgaan  86
  • 2.2.1. Bestuurders  86
  • 2.2.1.1. Effectieve bestuurders  86
  • 2.2.1.2. Gewezen bestuurders  86
  • 2.2.1.2.1. Aansprakelijkheid voor fouten voorafgaand aan hun ontslag  86
  • 2.2.1.2.2. Tijdsverloop tussen intern en extern ontslag  88
  • 2.2.1.2.3. Nog aansprakelijk in deze tussenperiode?  89
  • 2.2.2. Leden raad van toezicht en directieraad – weg directiecomités  98
  • 2.2.2.1. Raad van toezicht  99
  • 2.2.2.2. Directieraad  99
  • 2.2.3. Vaste vertegenwoordiger  100
  • 2.2.3.1. Verscherping aansprakelijkheid in 2002  100
  • 2.2.3.2. Enkele wijzigingen aangebracht door het WVV  102
  • 2.2.3.3. Enkele kritische beschouwingen betreffende het statuut van
  • de vaste vertegenwoordiger, zijn bevoegdheden en de op hem
  • rustende aansprakelijkheid  106
  • 2.3. Dagelijks bestuurder  117
  • 2.3.1. Algemeen  117
  • 2.3.2. De bevoegdheid van de dagelijks bestuurder – evolutie  117
  • 2.3.3. Definitie opgenomen in het WVV  118
  • 2.4. Feitelijk bestuurder.  119
  • 2.4.1. Naar een algehele gelijkschakeling wat de
  • aansprakelijkheidsgronden betreft  119
  • 2.4.2. Wie is feitelijk bestuurder?  120
  • 2.4.2.1. Geen wettelijke definitie  120
  • 2.4.2.2. Drie voorwaarden dienen cumulatief vervuld te zijn  121
  • 2.4.2.3. Houdt deze definitie stand onder het WVV?  125
  • 2.4.2.4. Een niet-rechtsgeldige benoeming kan resulteren in feitelijk
  • bestuurderschap  126
  • 2.4.3. Toch geen algehele gelijkschakeling op alle vlakken  126
  • 2.4.4. Rechtspraak  129
  • 2.4.4.1. De wettelijke bestuurder als stroman voor de feitelijke bestuurder  129
  • 2.4.4.2. De kredietverstrekker als feitelijk bestuurder  131
  • 2.4.4.3. Vereffenaar als feitelijk bestuurder?  135
  • 2.4.4.4. De franchisegever als feitelijk bestuurder?  136
  • 2.4.4.5. Moedervennootschap als feitelijk bestuurder  137
  • 2.4.4.6. Werknemer als feitelijk bestuurder  138
  • 2.4.4.7. Veroordelingen wegens gewone bestuursfouten en/of schendingen
  • van de wet of de statuten  139
  • 2.4.5. Andere beoordeling op basis van het WVV?  142
  • 3. Behoud orgaantheorie  143
  • 3.1. Een rechtspersoon handelt via haar organen  143
  • 3.2. Opnieuw bevestiging hiervan in het WVV  143
  • 3.3. Het orgaan: wat is dat?  143
  • 3.4. Ook toerekening van onrechtmatige daden  144
  • 3.4.1. Enkel bij handelingen gesteld binnen de perken van de
  • bestuursbevoegdheid  144
  • 12 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.4.2. Verschil met kwalitatieve aansprakelijkheid  144
  • 3.5. Naar een afschaffing/afzwakking van de orgaantheorie in de
  • toekomst?  145
  • 3.6. De orgaantheorie doet geen afbreuk aan de persoonlijke
  • aansprakelijkheid van het orgaan ten opzichte van derden  146
  • 3.7. Intern kan de bestuurder zich niet op de orgaantheorie beroepen  148
  • 4. Hoofdelijke aansprakelijkheid wordt de regel  148
  • 4.1. Hoofdelijke aansprakelijkheid van het bestuursorgaan als college
  • voor alle bestuursfouten  148
  • 4.1.1. Nieuw artikel 2:56, lid 2 WVV  148
  • 4.1.2. De individuele aansprakelijkheid voor bestuursfouten onder het
  • oude recht  149
  • 4.1.3. Correcties aangebracht door de rechtspraak  149
  • 4.1.4. Hoofdelijke aansprakelijkheid nu ook voor gewone bestuursfouten
  • wettelijk verankerd  150
  • 4.1.5. Wat met de feitelijke bestuurders?  151
  • 4.1.6. Geen hoofdelijkheid naar derden toe?  152
  • 4.2. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor inbreuken op het wetboek of
  • de statuten  153
  • 4.2.1. Artikel 2:56, lid 3 WVV  153
  • 4.2.2. Enkel bepalingen van het WVV zelf  153
  • 4.2.3. Statuten en corporate governance statements  153
  • 4.2.4. Quid intern reglement?  155
  • 4.2.5. Ontheffing van hoofdelijke aansprakelijkheid  157
 
  • HOOFDSTUK 3: BURGERRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEIDSGRONDEN  159
  • 1. Algemene foutaansprakelijkheid cf. artikel 2:56 WVV  159
  • 1.1. Interne bestuurdersaansprakelijkheid  159
  • 1.1.1. Artikel 2:56, eerste zin WVV  159
  • 1.1.2. Toepassingsgebied  159
  • 1.1.2.1. Interne aansprakelijkheid – contractuele aansprakelijkheid  159
  • 1.1.2.2. Personeel toepassingsgebied  160
  • 1.1.3. Het foutbegrip  160
  • 1.1.3.1. Wat maakt een gewone bestuursfout uit?  160
  • 1.1.3.2. Marginale toetsing  164
  • 1.1.3.3. Voorbeelden uit de rechtspraak  168
  • 1.1.4. Causaal verband  186
  • 1.1.5. Schade  187
  • Inhoudstafel 13
  • 1.1.6. Procedurele aspecten  187
  • 1.1.6.1. Actio mandati  187
  • 1.1.6.2. Minderheidsvordering  202
  • 1.1.6.3. Deskundigenonderzoek  205
  • 1.2. Externe bestuurdersaansprakelijkheid  207
  • 1.2.1. De orgaantheorie als uitgangspunt  207
  • 1.2.2. De leer van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent  207
  • 1.2.2.1. Absorptieleer wordt verworpen  207
  • 1.2.2.2. Quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent  208
  • 1.2.2.3. Niet voor gewone derde  208
  • 1.2.2.4. Historiek quasi-immuniteit uitvoeringsagent  209
  • 1.2.2.5. Toepassing op bestuurders  210
  • 1.2.2.6. Uitzondering voor strafrechtelijke misdrijven  212
  • 1.2.2.7. Toch nog bestaan buitencontractuele schade nodig?  213
  • 1.2.2.8. Precontractuele aansprakelijkheid  216
  • 1.2.2.9. Geen toepassing bij bijzondere faillissementsaansprakelijkheid  219
  • 1.2.2.10. Andere invulling in het toekomstige nieuwe Burgerlijk Wetboek?  220
  • 2. Enkele wettelijke aansprakelijkheidsgronden opgenomen in het
  • WVV nader bekeken  220
  • 2.1. Niet naleven alarmbelprocedure  220
  • 2.1.1. Algemeen  220
  • 2.1.1.1. Historiek  220
  • 2.1.1.2. Regeling onder het W.Venn.  221
  • 2.1.1.3. Nieuwe regels onder het WVV: bv en cv  222
  • 2.1.1.4. Nieuwe regels onder het WVV: nv  224
  • 2.1.2. Toepassingsvoorwaarden  224
  • 2.1.2.1. Netto-actief  224
  • 2.1.2.2. Liquiditeitspositie bedreigd  225
  • 2.1.2.3. Strengere bepalingen in de statuten mogelijk  225
  • 2.1.3. Verplichtingen in hoofde van het bestuursorgaan en mogelijke
  • fouten  226
  • 2.1.3.1. Verplichting tot bijeenroeping algemene vergadering  226
  • 2.1.3.2. Verplichting tot opstellen bestuursverslag  233
  • 2.1.4. Causaliteitsvermoeden  236
  • 2.1.4.1. Niet ten aanzien van de vennootschap  236
  • 2.1.4.2. Ten aanzien van derden  237
  • 2.1.5. De te vergoeden schade  244
  • 2.2. Niet of niet tijdig neerleggen jaarrekening  245
  • 14 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 2.2.1. Verplichting tot tijdige goedkeuring en neerlegging van de
  • jaarrekening  245
  • 2.2.2. Causaliteitsvermoeden  246
  • 2.2.2.1. Principe  246
  • 2.2.2.2. Toepassing van dit vermoeden in de rechtspraak  246
  • 2.2.2.3. Weerlegging causaliteitsvermoeden  247
  • 2.3. Niet of niet tijdig uitvoeren liquiditeitstest  248
  • 2.3.1. Nieuwe uitkeringsregels WVV  248
  • 2.3.1.1. Enkel voor de bv en de cv  248
  • 2.3.1.2. Bij alle soorten uitkeringen aan aandeelhouders  248
  • 2.3.2. Bestuurdersaansprakelijkheid  252
  • 2.3.2.1. Bij schending liquiditeitstest  252
  • 2.3.2.2. Marginale toetsing  253
  • 2.3.2.3. Niet bij schending netto-actieftest  253
  • 2.3.2.4. Disculpatie  253
  • 2.3.3. Terugbetalingsverplichting aandeelhouders  254
  • 2.4. Niet-naleven belangenconflictprocedure  254
  • 2.4.1. Wijzigingen aangebracht door het WVV  254
  • 2.4.1.1. Nieuwe artikelen  254
  • 2.4.1.2. Definitie belangenconflict blijft behouden  254
  • 2.4.1.3. Meldingsplicht blijft behouden  254
  • 2.4.1.4. De bestuurder mag niet deelnemen aan de stemming over dit
  • agendapunt  255
  • 2.4.1.5. Verantwoording van de genomen beslissing  256
  • 2.4.1.6. Uitzonderingen  256
  • 2.4.1.7. Nietigheidssanctie  257
  • 2.4.1.8. Bestuurdersaansprakelijkheid  257
  • 3. Aansprakelijkheid voor fiscale schulden  258
  • 3.1. Algemene positie van de fiscus als schuldeiser  258
  • 3.1.1. Algemeen  258
  • 3.1.2. Geen contractuele schuldeiser  259
  • 3.1.3. Enkel voor individuele schade  259
  • 3.2. Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing en/of btw  261
  • 3.2.1. Wie is schuldenaar?  261
  • 3.2.2. Schending algemene zorgvuldigheidsnorm  263
  • 3.2.2.1. Vordering gebaseerd op artikel 1382 BW  263
  • 3.2.2.2. Bewijs van een fout – schending algemene zorgvuldigheidsnorm  264
  • 3.2.2.3. Voorbeelden van bestuursfouten  265
  • 3.2.3.1. Invoering van een vermoeden van aansprakelijkheid  274
  • 3.2.3.2. Motivering  276
  • 3.2.3.3. Toepassingsgebied ratione personae  276
  • 3.2.3.4. Wanneer is er sprake van aansprakelijkheid van voormelde
  • personen?  280
  • 3.2.3.5. Te vergoeden schade  286
  • 3.2.3.6. Procedure  288
  • 3.2.4. Aansprakelijkheid van de verkoper van een kasgeldvennootschap  291
  • 3.2.4.1. Totstandkoming  291
  • 3.2.4.2. De objectieve aansprakelijkheidsgrond  292
 
  • HOOFDSTUK 4: CAP OP BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID  297
  • 1. Algemeen  297
  • 2. Ratio legis ‘cap’ en kritiek hierop  297
  • 2.1. Een ongerechtvaardigd verschil tussen leden van het
  • bestuursorgaan en topmanagers  297
  • 2.1.1. Argumentatie van de wetgever: topmanagers genieten wel een
  • beperking van aansprakelijkheid, bestuurders niet  297
  • 2.1.2. Bijkomend argument wetgever: vergelijking met revisoren  301
  • 2.1.3. Kritiek op dit argument  301
  • 2.2. Betere verzekerbaarheid van bestuurdersaansprakelijkheid  302
  • 2.2.1. Argumentatie van de wetgever  302
  • 2.2.2. Kritiek Raad van State  303
  • 2.3. Aantrekkelijker maken Belgisch vennootschapsrecht  303
  • 2.3.1. Argumentatie van de wetgever  303
  • 2.3.2. Kritiek  305
  • 2.3.3. Onze visie  306
  • 3. Toepassingsvoorwaarden cap  307
  • 3.1. Bepaling van het plafond  307
  • 3.1.1. Algemeen  307
  • 3.1.2. Absoluut bedrag  308
  • 3.1.3. Wat bij onjuiste cijfers of impact fout?  310
  • 3.1.4. Ongeacht het aantal schuldige bestuurders  311
  • 3.1.5. Ongeacht het aantal eisers of vorderingen  312
  • 3.2. Personeel toepassingsgebied  314
  • 3.3. Aansprakelijkheidsgronden die onder de ‘cap’ vallen  314
  • 4. Uitzonderingen  315
  • 4.1. Inhoud artikel 2:57, § 3 WVV  315
  • 16 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 4.2. Bespreking uitzonderingsgronden  315
  • 4.2.1. Artikel 2:57, § 3, 1° WVV  315
  • 4.2.1.1. Discussies voorafgaand aan de invoering van deze
  • uitzonderingsgrond  315
  • 4.2.1.2. Invulling begrip ‘bedrieglijk opzet’  316
  • 4.2.2. Artikel 2:57, § 3, 2° WVV  317
  • 4.2.3. Artikel 2:57, § 3, 3° en 4° WVV  318
 
  • V AANSPRAKELIJKHEID IN HET KADER VAN FAILLISSEMENT
 
  • HOOFDSTUK 1: OVERHEVELING NAAR HET WER  321
 
  • HOOFDSTUK 2: UITSLUITING VAN NATUURLIJKE PERSONEN DIE
  • ZELFSTANDIG EEN BEROEPSACTIVITEIT UITOEFENEN  323
 
  • HOOFDSTUK 3: AANSPRAKELIJKHEID WEGENS KENNELIJK GROVE FOUT DIE
  • HEEFT BIJGEDRAGEN TOT HET FAILLISSEMENT  324
  • 1. Historiek  324
  • 2. Artikel XX.225 WER – Algemeen  324
  • 3. Toepassingsgebied  325
  • 3.1. Ratione personae  325
  • 3.2. Ratione societatis  326
  • 3.2.1. Alle ondernemingen, behalve natuurlijke personen  326
  • 3.2.2. Uitzondering voor kleine ondernemingen  326
  • 3.2.3. Ook in geval van faillissement de eerste drie jaar na oprichting  327
  • 3.2.4. Quid in geval van niet-bewijskrachtige boekhouding?  328
  • 3.2.5. Fout in de zin van artikel 1382 BW  328
  • 4. Toepassingsvoorwaarden  329
  • 4.1. Faillissement – voorafgaand aan de afsluiting ervan  329
  • 4.2. Schulden overtreffen de baten  330
  • 4.3. Kennelijk grove fout  331
  • 4.3.1. De toepassingsvoorwaarde blijft behouden zoals voorheen  331
  • 4.3.2. Vereiste van kennelijk én grof  331
  • 4.3.2.1. Kennelijke fout  331
  • 4.3.2.2. Grove fout  332
  • 4.3.2.3. Onweerlegbaar vermoeden van kennelijk grove fout in geval van
  • ernstige fiscale fraude  333
  • 4.3.3. Beoordeling van de kennelijk grove fout  333
  • 4.3.3.1. Ex ante beoordeling  333
  • 4.3.3.2. Geheel van feiten wordt in acht genomen  334
  • 4.3.3.3. Persoonlijke verrijking van de bestuurder hoeft niet  334
  • 4.3.3.4. Speelt het onbezoldigd karakter mee ter beoordeling van de grove
  • fout?  335
  • 4.3.3.5. Quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent speelt niet  336
  • 4.3.4. Voorbeelden uit de rechtspraak  337
  • 4.3.4.1. Het afwenden van het maatschappelijk kapitaal van de
  • vennootschap  337
  • 4.3.4.2. Passiviteit – gebrek aan controle door de bestuurders – totale
  • verwaarlozing  337
  • 4.4. Die heeft bijgedragen tot het faillissement  344
  • 4.4.1. Geen echt causaal verband, maar toch…  344
  • 4.4.2. Geen aansprakelijkheid in geval van reeds virtueel faillissement  344
  • 4.4.3. Geen causaal verband nodig met ontoereikend actief  345
  • 5. De te vergoeden schade  345
  • 5.1. Discretionaire beoordelingsbevoegdheid rechter  345
  • 5.2. Mogelijke criteria bij de motivering  346
  • 5.3. Individuele aansprakelijkheid is de regel  346
  • 5.4. Ook aansprakelijk voor verbonden vennootschappen?  347
  • 6. Vorderingsgerechtigden  347
  • 6.1. Toestand vóór invoering artikel XX.225 WER  347
  • 6.2. Toestand na invoering artikel XX.225 WER  348
  • 6.2.1. Vorderingsrecht individuele schuldeiser voor collectieve schade  348
  • 6.2.2. Toch nog subsidiair  348
  • 6.2.3. Wat in geval van meerdere vorderingen door individuele
  • schuldeisers?  349
  • 6.2.4. Kosten en uitgaven  349
  • 7. Verdeling van de opbrengst  350
  • 7.1. Storting in handen van curator?  350
  • 7.2. Wijze van verdeling  350
  • 8. Beoefenaar van een vrij beroep  351
  • 18 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
 
  • HOOFDSTUK 4: DE OBJECTIEVE AANSPRAKELIJKHEID VOOR NIET-BETAALDE
  • SOCIALE BIJDRAGEN  352
  • 1. De ‘oude’ regeling opgenomen in het Wetboek van
  • Vennootschappen  352
  • 1.1. Tweeledige aansprakelijkheidsregeling  352
  • 1.2. Rol goede trouw in geval van objectieve aansprakelijkheid  353
  • 2. Regeling artikel XX.226 WER  356
  • 2.1. Algemeen  356
  • 2.2. Toepassingsgebied  356
  • 2.2.1. Ratione personae  356
  • 2.2.2. Ratione societatis  358
  • 2.2.3. De vorderingsgerechtigden  358
  • 2.3. Inhoud aansprakelijkheidsregel  359
  • 2.3.1. Enkel nog objectieve aansprakelijkheid  359
  • 2.3.2. Veroordeling tot welke schulden?  360
  • 2.4. Verplichte hoofdelijkheid?  361
  • 2.5. Geen dubbele betaling voor RSZ  362
  • 2.6. Temporeel toepassingsgebied  362
 
  • HOOFDSTUK 5: WRONGFUL TRADING  364
  • 1. Artikel XX.227 WER  364
  • 2. Codificatie bestaande rechtspraak  365
  • 3. Personeel toepassingsgebied  366
  • 3.1. Ratione societatis  366
  • 3.2. Ratione personae  367
  • 3.2.1. Wie kan aansprakelijk gesteld worden?  367
  • 3.2.2. Hoofdelijke aansprakelijkheid?  368
  • 4. Materieel toepassingsgebied  368
  • 4.1. Faillissement met nettopassief  368
  • 4.2. Foutief handelen (of gebrek aan handelen) van de bestuurder  369
  • 5. Temporeel toepassingsgebied  371
  • 6. Procedure  371
  • 6.1. Monopolie van de curator  371
  • Inhoudstafel 19
  • 6.2. Individuele schuldeisers kunnen wel vorderen voor individuele
  • schade  372
  • 6.3. Verdeling van de opbrengst van een vordering van de curator  373
  • 6.4. Bevoegde rechtbank  374
  • 6.5. Vrij beroeper  375
 
  • VI DE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS IN EEN ANDERE HOEDANIGHEID DAN
  • BESTUURDER ONDER HET WVV
 
  • HOOFDSTUK 1: OVERZICHT  379
 
  • HOOFDSTUK 2: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS WETTELIJK
  • LID VAN EEN VERENIGING  381
  • 1. Inleiding  381
  • 2. Bestuurders van een vzw  381
  • 3. Bestuurders van een private stichting  387
  • 4. Bestuurders van een stichting van openbaar nut  387
  • 5. Bestuurders van een politieke partij  388
  • 6. Bestuurders van een feitelijke vereniging  389
  • 7. Bestuurders van een internationale vereniging zonder
  • winstoogmerk  391
  • 8. Bestuurders van een beroepsvereniging  393
 
  • HOOFDSTUK 3: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS
  • TOETREDEND LID VAN EEN VERENIGING  396
  • 1. Inleiding  396
  • 2. Bestuurders van een vzw  396
  • 3. Bestuurders van een private stichting  397
  • 4. Bestuurders van een stichting van openbaar nut  399
  • 5. Bestuurders van een politieke partij  401
  • 6. Bestuurders van een feitelijke vereniging  402
  • 20 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 7. Bestuurders van een internationale vereniging zonder
  • winstoogmerk  404
  • 8. Bestuurders van een beroepsvereniging  405
  • 9. Bestuurders van een vennootschap  407
  • 10. Besluit  408
 
  • HOOFDSTUK 4: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS OPRICHTER
  • OF STICHTER VAN EEN ONDERNEMING  409
  • 1. Inleiding  409
  • 2. Bestuurders van een vzw  409
  • 3. Bestuurders van een private stichting  411
  • 4. Bestuurders van een stichting van openbaar nut  412
  • 5. Bestuurders van een politieke partij  414
  • 6. Bestuurders van een feitelijke vereniging  415
  • 7. Bestuurders van een internationale vereniging zonder
  • winstoogmerk  416
  • 8. Bestuurders van een beroepsvereniging  417
  • 9. Bestuurders van alle rechtspersonen uit het WVV  419
  • 9.1. Inleiding  419
  • 9.2. Aansprakelijkheid voor verbintenissen in naam van een
  • rechtspersoon in oprichting  420
  • 9.3. Aansprakelijkheid van de oprichters of stichters voor
  • naamgelijkenis en/of naamsverwarring  420
  • 10. Bestuurders van specifieke vennootschapsvormen  421
  • 10.1. Inleiding  421
  • 10.2. Bestuurders-oprichters van een besloten vennootschap  422
  • 10.2.1. Inleiding  422
  • 10.2.2. Bij ongeldige inschrijving op aandelen van de besloten
  • vennootschap  422
  • 10.2.3. Bij niet volstorting van aandelen (van de besloten vennootschap)
  • waarop ongeldig is ingeschreven  422
  • 10.2.4. Bij inschrijving op aandelen van de besloten vennootschap in strijd
  • met artikel 5:6 WVV  423
  • 10.2.5. Bij nietigheid van de besloten vennootschap  424
  • 10.2.6. Bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen voorgeschreven door
  • artikel 5:12 WVV  425
  • 10.2.6.1. Inleiding  425
  • 10.2.6.2. De oprichtingsakte van de besloten vennootschap  425
  • 10.2.6.3. Het deel van de oprichtingsakte van de besloten vennootschap dat
  • de statuten bevat  427
  • 10.2.6.4. De volmachten verbonden aan de oprichtingsakte van de besloten
  • vennootschap  427
  • 10.2.6.5. Het te publiceren uittreksel van de oprichtingsakte van de besloten
  • vennootschap  428
  • 10.2.6.6. Aansprakelijkheid bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen in de
  • oprichtingsakte van de besloten vennootschap, het uittreksel of de
  • volmachten  430
  • 10.2.7. Bij kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura in de
  • besloten vennootschap  430
  • 10.2.8. Bij faillissement van de besloten vennootschap binnen drie jaar na
  • de oprichting  431
  • 10.2.9. Bij ontstentenis van de vermelding van lastgeversidentificatie bij
  • de oprichting  432
  • 10.2.10. Oprichtersaansprakelijkheid vermijden door de facto een besloten
  • vennootschap op te richten zonder de iure oprichter te worden?  433
  • 10.3. Bestuurders-oprichters van een coöperatieve vennootschap
  • afgekort cv  433
  • 10.3.1. Inleiding  433
  • 10.3.2. Bij ongeldige inschrijving op aandelen van de coöperatieve
  • vennootschap  434
  • 10.3.3. Bij niet volstorting van aandelen (van de coöperatieve
  • vennootschap) waarop ongeldig is ingeschreven  434
  • 10.3.4. Bij inschrijving op aandelen van de coöperatieve vennootschap in
  • strijd met artikel 6:7 WVV  435
  • 10.3.5. Bij nietigheid van de coöperatieve vennootschap  435
  • 10.3.6. Bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen voorgeschreven door
  • artikel 6:13 WVV  436
  • 10.3.6.1. Inleiding  436
  • 10.3.6.2. De oprichtingsakte van de coöperatieve vennootschap  436
  • 10.3.6.3. Het deel van de oprichtingsakte van de coöperatieve vennootschap
  • dat de statuten bevat  438
  • 10.3.6.4. De volmachten verbonden aan de oprichtingsakte van de
  • coöperatieve vennootschap  439
  • 22 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 10.3.6.5. Het te publiceren uittreksel van de oprichtingsakte van de
  • coöperatieve vennootschap  440
  • 10.3.6.6. Aansprakelijkheid bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen in de
  • oprichtingsakte van de coöperatieve vennootschap, het uittreksel
  • of de volmachten  441
  • 10.3.7. Bij kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura in de
  • coöperatieve vennootschap  442
  • 10.3.8. Bij faillissement van de coöperatieve vennootschap binnen drie
  • jaar na de oprichting  442
  • 10.3.9. Bij ontstentenis van de vermelding van lastgeversidentificatie bij
  • de oprichting  443
  • 10.3.10. Oprichtersaansprakelijkheid vermijden door de facto een
  • coöperatieve vennootschap op te richten zonder de iure oprichter
  • te worden?  443
  • 10.4. Bestuurders-oprichters van een naamloze vennootschap, afgekort
  • nv  444
  • 10.4.1. Inleiding  444
  • 10.4.2. Bij ongeldige inschrijving op aandelen van de naamloze
  • vennootschap  444
  • 10.4.3. Bij niet (vol)storting van aandelen van de naamloze vennootschap  445
  • 10.4.4. Bij inschrijving op aandelen van de naamloze vennootschap in
  • strijd met artikel 7:19 WVV  445
  • 10.4.5. Bij nietigheid van de naamloze vennootschap  447
  • 10.4.6. Bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen voorgeschreven door
  • artikel 6:13 WVV  448
  • 10.4.6.1. Inleiding  448
  • 10.4.6.2. De oprichtingsakte van de naamloze vennootschap  448
  • 10.4.6.3. Het deel van de oprichtingsakte van de naamloze vennootschap
  • dat de statuten bevat  450
  • 10.4.6.4. De volmachten verbonden aan de oprichtingsakte van de naamloze
  • vennootschap  451
  • 10.4.6.5. Het te publiceren uittreksel van de oprichtingsakte van de
  • naamloze vennootschap  452
  • 10.4.6.6. Aansprakelijkheid bij ontbrekende of onjuiste vermeldingen in de
  • oprichtingsakte van de naamloze vennootschap, het uittreksel of de
  • volmachten  454
  • 10.4.7. Bij kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura in de
  • naamloze vennootschap  454
  • 10.4.8. Bij faillissement van de naamloze vennootschap binnen drie jaar
  • na de oprichting  455
  • Inhoudstafel 23
  • 10.4.9. Bij ontstentenis van geldige lastgeving of onbekrachtigde
  • sterkmaking bij de oprichting  455
  • 10.4.10. Bij ontstentenis van de vermelding van identificatie van lastgevers
  • of derden voor wie men zich sterk maakt bij de oprichting  456
  • 11. Het vermijden van oprichtersaansprakelijkheid  456
  • 11.1. Het vermijden van oprichtersaansprakelijkheid door de facto een
  • naamloze vennootschap op te richten zonder de iure oprichter te
  • worden?  456
  • 11.2. Het vermijden van oprichtersaansprakelijkheid via de slapersmarkt  457
  • 11.2.1. Inleiding  457
  • 11.2.2. Het succes van de slapersmarkt verklaard  457
  • 11.2.3. De slapersmarktverrichtingen  458
  • 11.2.4. De slapersmarkt en de overheidspogingen om dat te verhinderen  459
  • 11.2.5. De slapersmarkt: kritische bedenkingen  462
  • 12. Besluit  462
 
  • HOOFDSTUK 5: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER MET EEN
  • ANDERE SPECIFIEKE TITEL ALS LID VAN EEN VERENIGING  464
  • 1. Inleiding  464
  • 2. Bestuurders van een vzw  464
  • 3. Bestuurders van een private stichting  466
  • 4. Bestuurders van een stichting van openbaar nut  466
  • 5. Bestuurders van een politieke partij  467
  • 6. Bestuurders van een feitelijke vereniging  467
  • 7. Bestuurders van een internationale vereniging  467
  • 8. Bestuurders van een beroepsvereniging  467
  • 9. Besluit  473
 
  • HOOFDSTUK 6: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS BORGSTELLER  474
  • 1. Inleiding  474
  • 2. Marktpraktijken  474
  • 3. De bestuurder als persoonlijke borgsteller  475
  • 3.1. Betekenis  475
  • 24 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.2. De persoonlijke borgstelling beperken of vermijden  475
  • 3.3. Aan de (bestaande) persoonlijke borgstelling ontsnappen  476
  • 4. De bestuurder als verlener van zakelijke zekerheden  495
  • 4.1. Betekenis  495
  • 4.2. De zakelijke borgstelling beperken of vermijden  499
  • 4.3. Aan de (bestaande) zakelijke borgstelling ontsnappen  499
 
  • HOOFDSTUK 7: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS
  • CO-CONTRACTANT, LEVERANCIER  500
  • 1. Co-contractant worden  500
  • 2. Co-contractant zijn  501
 
  • HOOFDSTUK 8: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS
  • PERSOON DIE MEEWERKTE AAN DOCUMENTEN ZONDER DE VERPLICHTE
  • IDENTIFICATIE EN/OF DE JUISTE VERMELDING VAN HET KAPITAAL  502
  • 1. Aansprakelijkheid van de bestuurder als persoon die meewerkte
  • aan informatiedragers zonder de verplichte identificatie  502
  • 2. Aansprakelijkheid van de bestuurder als persoon die meewerkte
  • aan informatiedragers zonder de juiste vermelding van het
  • kapitaal  503
 
  • HOOFDSTUK 9: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS
  • AANDEELHOUDER  505
  • 1. Inleiding  505
  • 2. Aansprakelijkheid van de bestuurder als aandeelhouder in alle
  • types vennootschappen met rechtspersoonlijkheid uit het WVV  505
  • 3. Aansprakelijkheid van de bestuurder als aandeelhouder in een
  • bv, cv of nv  506
  • 4. Aansprakelijkheid van de bestuurder als aandeelhouder in een
  • besloten vennootschap  507
  • 5. Aansprakelijkheid van de bestuurder als aandeelhouder in een
  • coöperatieve vennootschap  507
  • 6. Aansprakelijkheid van de bestuurder als aandeelhouder in een
  • naamloze vennootschap  509
  • Inhoudstafel 25
  • 7. Aansprakelijkheid van de zaakvoerder als aandeelhouder in een
  • maatschap  511
  • 7.1. Inleiding  511
  • 7.2. Essentie van de maatschap  511
  • 7.3. Zaakvoerders en vennoot  512
  • 7.4. De zaakvoerder(s) verbind(t)(en) de maatschap/de vennoten?  513
  • 7.5. Beslissingen der vennoten verenigd in vergadering verbinden de
  • maatschap/vennoten?  514
  • 7.6. Rechten van de schuldeisers en aansprakelijkheid van de vennoten
  • in een andere dan stille maatschap  514
  • 7.7. Rechten van de schuldeisers en aansprakelijkheid van de vennoten
  • in een andere dan stille maatschap  515
  • 8. Aansprakelijkheid van de zaakvoerders als vennoot in een
  • vennootschap onder firma, afgekort vof  515
  • 8.1. Inleiding  515
  • 8.2. Aansprakelijkheid van alle vennoten voor alle verbintenissen van
  • de vof  516
  • 8.3. Typologie van vennoten en aansprakelijkheid van zaakvoerders  516
  • 9. Bestuurders(oprichters) van een commanditaire vennootschap,
  • afgekort CommV  516
  • 9.1. Inleiding  516
  • 9.2. Aansprakelijkheid van de commanditaire vennoten  517
  • 9.3. Aansprakelijkheid van de gecommanditeerde vennoten  518
  • 9.4. Typologie van vennoten en aansprakelijkheid van zaakvoerders  518
 
  • HOOFDSTUK 10: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS DIRECTIELID  519
  • HOOFDSTUK 11: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS
  • COMMISSARIS  520
  • HOOFDSTUK 12: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS VRIJWILLIGER  521
  • 1. Inleiding  521
  • 2. Vrijwilligers-bestuurders in een vereniging  521
  • 2.1. Drie mogelijke praktijksituaties  521
  • 2.2. Case één: de bestuurder pur sang  521
  • 26 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 2.3. Case twee: de bestuurder en vrijwilliger  522
  • 2.4. Case drie: de bestuurder-vrijwilliger  522
  • 2.4.1. Inleiding  522
  • 2.4.2. De bestuurders-“andere categorie van vrijwilligers”  524
  • 2.4.3. De bestuurder-wettelijke vrijwilliger  524
  • 2.5. Conclusies  531
  • 3. Vrijwilligers-bestuurders in een vennootschap  532
 
  • HOOFDSTUK 13: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER IN
  • DE HOEDANIGHEID VAN VASTE VERTEGENWOORDIGER VAN EEN
  • VENNOOTSCHAP  533
  • HOOFDSTUK 14: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER IN DE
  • HOEDANIGHEID VAN VASTE VERTEGENWOORDIGER VAN EEN VERENIGING  535
  • HOOFDSTUK 15: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER ALS PERSOON
  • DIE MEEWERKTE AAN EEN AKTE OF WEBSITE DIE NIET HET JUISTE KAPITAAL
  • VAN DE VENNOOTSCHAP VERMELDT  535
  • 1. Inleiding  535
  • 2. Omschrijving  535
  • 3. Praktijktesten  537
 
  • HOOFDSTUK 16: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER/ZAAKVOERDER
  • IN DE HOEDANIGHEID VAN VOORLOPIGE BEWINDVOERDER  538
  • 1. Inleiding  538
  • 2. Het WVV en de voorlopig bewindvoerder  538
  • 3. De voorlopig bewindvoerder van de onderneming in het WER  538
  • 4. De voorlopig bewindvoerder buiten het WER  551
  • 5. Wie wordt voorlopig bewindvoerder?  553
  • 6. De bestuurder en de voorlopig bewindvoerder van de
  • onderneming  554
  • 6.1. Effecten van de benoeming van een voorlopig bewindvoerder op
  • de aansprakelijkheid van bestuurders  554
  • 6.2. Kan een bestuurder van de betrokken onderneming zelf benoemd
  • worden als voorlopig bewindvoerder van die onderneming?  554
  • Inhoudstafel 27
  • 6.3. Kan een bestuurder-advocaat van de betrokken onderneming
  • zelf benoemd worden als voorlopig bewindvoerder van die
  • onderneming?  554
  • 6.4. Kan een bestuurder van een andere dan de betrokken
  • onderneming zelf benoemd worden als voorlopig bewindvoerder
  • van die onderneming?  555
  • 6.5. Kan een voorlopig bewindvoerder benoemd worden in een
  • onderneming met een statutair benoemd zaakvoerder en/of
  • bestuurder?  556
  • 6.6. Kan een voorlopig bewindvoerder benoemd worden in alle
  • vormen van ondernemingen bij problemen met het bestuur?  556
  • 6.7. De aansprakelijkheid van de voorlopige bewindvoerder  556
 
  • VII DE NUANCES AAN AANSPRAKELIJKHEID
  • HOOFDSTUK 1: OVERZICHT  561
  • HOOFDSTUK 2: VOORKOMEN? EXONERATIE  563
  • 1. Inleiding  563
  • 2. Algemene regels rond voorkomen van aansprakelijkheid van de
  • bestuurder tegenover de vennootschap  565
  • 3. Kritische evaluatie  568
  • HOOFDSTUK 3: VOORKOMEN? VRIJWARING  569
  • 1. Inleiding  569
  • 2. Algemene regels rond voorkomen van aansprakelijkheid
  • tegenover derden  570
  • 3. Is er een vrijwaringsplicht voor ondernemingen in het voordeel
  • van hun eigen bestuurders?  574
  • 3.1. Inleiding  574
  • 3.2. Voor het WVV  574
  • 3.3. Sinds het WVV  575
  • 3.3.1. Inleiding  575
  • 3.3.2. Eerste mogelijkheid  577
  • 3.3.3. Tweede mogelijkheid  577
  • 28 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.3.4. Derde mogelijkheid  577
  • 3.3.5. Vierde mogelijkheid  579
  • 3.3.6. Vijfde mogelijkheid  579
  • 4. Conclusie  580
 
  • HOOFDSTUK 4: VERLEGGEN? VERZEKEREN VAN DE GEVOLGEN VAN DE
  • AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDER DOOR DE ONDERNEMING  581
  • 1. Inleiding  581
  • 2. Het nut van een aansprakelijkheidsverzekering na het WVV  581
  • 2.1. Inleiding  581
  • 2.2. Reden één: een vooral theoretische beperking  582
  • 2.3. Reden twee: onbeperkt blijft in de praktijk de regel  583
  • 2.4. Reden drie: mogelijk meer bestuurders of meer geconcentreerde
  • aansprakelijkheid  583
  • 2.5. Reden vier: permanente vertegenwoordigersregeling  585
  • 2.6. Reden vijf: de aansprakelijkheid op de agenda  586
  • 2.7. Reden zes: irrelevante cap voor ondernemingsaansprakelijkheid
  • tegenover derden  587
  • 2.8. Reden zeven: verzwaarde aansprakelijkheid tegenover enkele
  • jaren geleden  587
  • 2.9. Reden acht: breed dekkingskarakter van de polis  591
  • 2.10. Reden negen: batterij aan redenen voor
  • aansprakelijkheidsbetwisting  593
  • 2.11. Reden tien: “You’d better not be left alone”  593
  • 2.12. Reden elf: cap en buitenlandse rechtspersonen  595
  • 2.13. Reden twaalf: de vzw in handel en nijverheid/winstgevende
  • activiteiten  595
  • 2.14. Reden dertien: de beperkingen van de juridische
  • bijstandsverzekering  595
  • 3. De dekking  596
  • 3.1. Inleiding  596
  • 3.2. Invloed van het WVV  596
  • 3.2.1. Op het gemak waarmee een polis kan afgesloten worden?  596
  • 3.2.2. Op de duidelijkheid van de premies?  597
  • 3.2.3. Op de hoogte van de premies?  597
  • Inhoudstafel 29
  • 3.2.4. Op de aantrekkelijkheid van het bestuurdersmandaat en het
  • aantal te dekken kandidaten-verzekerden?  598
  • 3.2.5. Op de dekking?  599
  • 3.2.6. Op de wijze waarop de verzekeringen gekocht worden?  600
  • 3.2.7. Op een contractuele cap?  601
  • 3.2.8. Zal het WVV geen enkele invloed hebben?  602
  • 3.2.9. Kan grove fout van bestuurders verzekerd worden?  603
  • 3.3. Structuur van de polissen  604
  • 3.4. Dekking  606
  • 4. Bij welke verzekeraars en hoe ze te vinden?  607
  • 5. Tegen welke premie?  609
  • 6. Een standaardpolis, een polis op maat of een sectorpolis?  611
  • 7. Is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering wettelijk
  • verplicht?  613
  • 7.1. Internationaal  613
  • 7.2. België: is de D&O-verzekering verplicht en het niet afsluiten ervan
  • een bestuursfout?  617
  • 7.3. België: is het niet afsluiten van een (verplichte) verzekering in het
  • algemeen een bestuursfout?  618
  • 7.4. Specifiek: de aansprakelijkheidsverzekering voor bestuurdersvrijwilligers  621
  • 8. De Belgische verzekeringsmarkt als business – facts & figures  622
  • 9 De wereldwijde verzekeringsmarkt – facts & figures  623
  • 9.1. Waar staat de aansprakelijkheidsverzekeringsbusiness vandaag in
  • omzetcijfers?  623
  • 9.2. Hoe vaak wordt er gedagvaard, tegen welk soort ondernemingen
  • en om welke redenen?  624
  • 9.2.1. Sectoren  624
  • 9.2.2. Verwijten  625
  • 9.2.3. Aanleidingen en causes  625
  • 9.2.4. Regio’s en landen  627
  • 9.2.5. Typologie van ondernemingen  627
  • 9.2.6. Ik deed niets fout  628
  • 9.2.7. Gevechten rond de polissen zelf  628
  • 9.3. Wat betalen D&O-verzekeraars uit?  629
  • 30 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 10. De wereldwijde verzekeringsmarkt – megatrends inzake
  • aansprakelijkheid van bestuurders  630
  • 10.1. Inleiding – megatrends  630
  • 10.2. Trend één: slecht nieuws triggert aandeelhouders om te procederen  631
  • 10.3. Trend twee: ESG in de focus van de bestuurskamer  632
  • 10.4. Trend drie: een versnelling hoger bij zgn. “(securities) class actions”  632
  • 10.5. Trend vier: een hemel vol economische, politieke, juridische en
  • sanitaire snelle donkere wolken  633
  • 10.6. Trend vijf: litigation investing bederft de markt!  636
  • 10.7. Trend zes: litigation giving bederft mogelijk de markt?  636
  • 10.8. Trend zeven: te lage prijzen moeten sowieso gecorrigeerd worden?  636
  • 10.9. Trend acht: de markt plooit voor een klein deel terug op zichzelf  638
  • 10.10. Trend negen: ervaren gebrek aan vertrouwen en gebrek aan
  • perceptie van transparantie als een van de groeiende drijfveren
  • van aansprakelijkheidsvorderingen voor de toekomst.  638
  • 10.10.1. Eis tot stijgende transparantie  638
  • 10.10.2. Dalend vertrouwen  640
  • 10.10.3. Wat banken, sport, autoproducenten, politiek gemeen hebben  649
  • 10.10.4. “Look for a and blame a guilty”  650
  • 10.11. Trend tien: de kostprijs voor verzekeraars van aansprakelijkheid
  • stijgt per eenheid  650
  • 10.12. Trend elf: meer en vaker uitsluitingen of andere beperkingen  651
  • 11. Regels rond de afsluiting van een
  • bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering  651
 
  • HOOFDSTUK 5: BEPERKEN? DE UITOEFENING VAN EEN MANDAAT VIA EEN
  • DERDE ONDERNEMING  653
  • HOOFDSTUK 6: BEPERKEN? DE DADING, MINNELIJKE SCHIKKING,
  • BERUSTING, AFSTAND VAN RECHTSVORDERING, RECHTSAFSTAND  656
  • 1. Inleiding  656
  • 2. Dading  656
  • 2.1. Definitie van dading volgens de wet  656
  • 2.2. Definitie van dading volgens de rechtspraak en rechtsleer en vooren nadelen  656
  • 2.3. Dading en impact op de maximale aansprakelijkheidscaps  658
  • Inhoudstafel 31
  • 2.4. Dading en het WVV  659
  • 2.4.1. Inleiding  659
  • 2.4.2. Dadingen binnen de context van een bv  659
  • 2.4.3. Dadingen binnen de context van een cv  659
  • 2.4.4. Dadingen binnen de context van een nv  660
  • 2.4.5. Dadingen binnen de context van een vzw  660
  • 2.4.6. Dadingen binnen de context van een ivzw  661
  • 2.4.7. Dadingen binnen de context van een stichting  661
  • 3. Minnelijke schikking  661
  • 3.1. Definitie  661
  • 3.2. Voor- en nadelen  662
  • 3.3. Minnelijke schikking en impact op de maximale
  • aansprakelijkheidscaps  663
  • 3.4. Minnelijke schikking en het WVV  664
  • 4. Berusting  664
  • 4.1. Definitie  664
  • 4.2. Voor- en nadelen  665
  • 4.3. Berusting en impact op de maximale aansprakelijkheidscaps  665
  • 4.4. Berusting en het WVV  666
  • 5. Afstand van rechtsvordering  666
  • 5.1. Definitie  666
  • 5.2. Voor- en nadelen  667
  • 5.3. Afstand van rechtsvordering en impact op de maximale
  • aansprakelijkheidscaps  667
  • 5.4. Afstand van rechtsvordering en het WVV  668
  • 6. Rechtsafstand  668
  • 6.1. Definitie  668
  • 6.2. Rechtsafstand en impact op de maximale aansprakelijkheidscaps  668
  • 6.3. Rechtsafstand en het WVV  668
  • 7. Afstand van geding  672
  • 7.1. Definitie  672
  • 7.2. Voor- en nadelen  673
  • 7.3. Afstand van geding en impact op de maximale
  • aansprakelijkheidscaps  674
  • 32 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 7.4. Afstand van geding en het WVV  674
  • 8. Afstand van een proceshandeling  674
  • 8.1. Definitie  674
  • 8.2. Afstand van proceshandeling en impact op de maximale
  • aansprakelijkheidscaps  675
  • 8.3. Afstand van proceshandeling en het WVV  675
  • HOOFDSTUK 7: BEPERKEN? HET BEROEP OP REGELS UIT HET ARBEIDSRECHT  676
  • 1. Inleiding en probleemstelling  676
  • 2. Onder het oude Vennootschapsrecht (voor het WVV): quick and
  • dirty  677
  • 3. Onder het nieuwe WVV: geen prima facie evidentie  677
  • 4. Kan een bestuurder beroep doen op het
  • arbeidsaansprakelijkheidsrecht in de vennootschap?  680
  • 4.1. Wat is het standpunt van de administratie?  680
  • 4.2. Wat is de positie van de rechtsleer na het WVV?  680
  • 4.3. Wat is onze positie van de rechtsleer na het WVV?  683
  • 4.4. De uitzondering van de erkende coöperatieve vennootschap  687
  • 4.5. Kan een werknemer zich nog altijd beroepen op het arbeidsrecht
  • en de arbeids-aansprakelijkheidsregels voor zijn arbeid als hij ook
  • bestuurder is in een dochtervennootschap van de vennootschap
  • waar hij werknemer is?  687
  • 5. Kan een bestuurder beroep doen op het
  • arbeidsaansprakelijkheidsrecht in een vereniging?  688
  • 5.1. Wat is de positie van de rechtsleer na het WVV?  688
  • 5.2. Wat is onze positie na het WVV?  689
  • 5.2.1. Het verenigingsrecht  689
  • 5.2.2. Het sociale zekerheidsrecht  689
  • 5.2.3. Vergoedingen aan bestuurders in vzw’s  691
  • 5.2.4. Kan een bestuurdersmandaat als zelfstandige gecumuleerd
  • worden met een arbeidsovereenkomst in een vzw?  692
  • 5.2.5. Kan een bestuurdersmandaat uitgeoefend worden als vrijwilliger
  • en kan er daarenboven cumul zijn met de arbeidsovereenkomst?  694
  • 6. De relatie bestuurder en afgevaardigd bestuurder  698
  • 7. Conclusie  698
  • Inhoudstafel 33
 
  • HOOFDSTUK 8: BEPERKEN? HET BEROEP OP REGELS UIT HET
  • INSOLVENTIERECHT  699
  • 1. Inleiding  699
  • 2. Verhoogt het insolventierecht de aansprakelijkheid van
  • bestuurders bij vennootschappen?  699
  • 2.1. Inleiding  699
  • 2.2. Quick fresh start voor vennootschappen is mogelijk  699
  • 2.3. Quick fresh start voor bestuurders van vennootschappen is mogelijk  700
  • 2.4. “Quick fresh start bestuurdersaansprakelijkheidsschulden inclusief”  700
  • 2.5. Nuance 1: de maatschap  701
  • 2.6. Nuance 2: de bestuurders van failliete vennootschappen  701
  • 2.7. Bedenkingen  702
  • 2.8. Conclusie  702
  • 3. Verhoogt het insolventierecht de aansprakelijkheid van
  • bestuurders bij verenigingen?  702
  • 3.1. Inleiding  702
  • 3.2. Antwoord één: verhoogde het insolventierecht de
  • faillissementscijfers in de verenigingssector?  702
  • 3.3. Antwoord twee: geen verandering in
  • verenigingsbestuurdersaansprakelijkheidsregeling?  710
  • 3.4. Antwoord drie: insolventierecht niet eens streng voor verenigingen?  711
  • 3.4.1. Inleiding  711
  • 3.4.2. Quick fresh start ook voor verenigingen mogelijk  711
  • 3.4.3. Quick fresh start “bestuurdersaansprakelijkheidsschulden inclusief”  711
  • 3.5. Antwoord vier: insolventierecht wijzigde faillissementsrecht
  • zelfstandige vzw-bestuurders?  712
  • 3.5.1. Inleiding  712
  • 3.5.2. Kunnen zelfstandige bestuurders van vzw’s failliet verklaard worden?  712
  • 3.5.3. Kunnen niet door de vereniging bezoldigde zelfstandige
  • bestuurders van verenigingen failliet verklaard worden?  712
  • 3.6. Antwoord vijf: het insolventierecht is soms voordeliger voor
  • zelfstandige bestuurders van verenigingen  715
  • 3.7. Antwoord zes: het insolventierecht verhoogt wel degelijk het risico
  • voor bestuurders van grotere vzw’s  715
  • 3.8. Conclusies  716
  • 34 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 4. Verhoogt het insolventierecht aansprakelijkheid van “nieuwe
  • ondernemers andere dan verenigingen”?  716
  • 4.1. Inleiding  716
  • 4.2. Nieuwe ondernemers die al een vennootschap hadden  716
  • 4.3. Nieuwe ondernemers die nog geen vennootschap hadden  716
  • 4.4. Nieuwe ondernemers en cijfers  717
  • 5. Is het Belgisch solventierecht überhaupt streng internationaal
  • gezien?  719
  • 6. Conclusies  719
 
  • HOOFDSTUK 9: BEPERKEN? HET BEROEP OP REGELS UIT HET BESLAGRECHT  720
  • 1. Inleiding  720
  • 2. Onbeslagbaarheid van de woning van zelfstandigen  720
  • 3. Onbeslagbaarheid van de woning van de zelfstandige bestuurder
  • in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid  720
  • 4. Conclusie  721
  • HOOFDSTUK 10: BEPERKEN? HET BEROEP OP VERMOGENSMANAGEMENT  722
  • 1. Inleiding  722
  • 2. Geen leverage op de gezinswoning  722
  • 3. Verdeel en heers  723
 
  • HOOFDSTUK 11: BEPERKEN? HET BEROEP OP HET MOMENTUM: VROEGER/
  • LATER EN HOGER/LAGER!  724
  • 1. Inleiding  724
  • 2. Het spel van de tijd  724
  • 3. Voorbeelden en toepassingen  725
  • 4. Kritische evaluatie  725
  • Inhoudstafel 35
 
  • HOOFDSTUK 12: BEPERKEN? HET WETTELIJK MATHEUSEFFECT?  728
  • HOOFDSTUK 13: BEPERKEN? HET BEWUST DE AAP OP DE SCHOUDERS
  • ZETTEN: PAK ME ALS JE KAN  730
  • 1. Inleiding  730
  • 2. Bewust de aap op de schouders zetten  730
  • 3. Bewust suggereren  731
  • 4. Regresregeling  732
 
  • HOOFDSTUK 14: BEPERKEN? HET BEWUST BEROEP DOEN OP SELFSERVICE
  • FIRST  733
  • 1. Inleiding  733
  • 2. Eigen vennootschap/vereniging eerst?  733
  • 3. Eigen bestuurders eerder?  734
  • 4. Eigen aandeelhouders eerder?  735
  • 5. Derden als outsiders laatst?  736
  • 6. Conclusie  736
 
  • HOOFDSTUK 15: BEPERKEN? ZICH BEWUST BEROEPEN OP HET
  • BESTUURDERSMANDAAT  738
  • 1. Inleiding  738
  • 2. Leve het statuut van feitelijk bestuurder?  738
  • 3. Voorbeelden en toepassingen  739
  • HOOFDSTUK 16: ONTKENNEN? VOOR HET BEGIN VAN HET MANDAAT VAN
  • DE BESTUURDER  742
  • 1. Inleiding  742
  • 2. Wie moet wat bewijzen?  742
  • 3. Praktijktips rond voorzorgsmaatregelen  742
  • 4. Praktijktips rond opzoekingen  743
  • 36 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
 
  • HOOFDSTUK 17: HET RECUPEREREN VAN DE GEVOLGEN VAN DE
  • AANSPRAKELIJKHEID  746
  • HOOFDSTUK 18: STOPPEN? NA HET EINDE VAN HET MANDAAT VAN DE
  • BESTUURDER  747
  • 1. Inleiding  747
  • 2. Spontaan vertrek van een bestuurder  747
  • 2.1. Spontaan vertrek na een fout of aansprakelijkheid: irrelevantie?  747
  • 2.2. Spontaan vertrek na een fout of aansprakelijkheid: voor- en
  • nadelen?  747
  • 3. (Gegeven) ontslag door de raad van bestuur aan een bestuurder  749
  • 3.1. De ontslagen bestuurder na een fout of aansprakelijkheid:
  • irrelevantie?  749
  • 3.2. De ontslagen bestuurder na een fout of aansprakelijkheid: voor- en
  • nadelen?  750
  • 4. Wie moet wat bewijzen?  751
  • 5. Praktijktips en voorzorgsmaatregelen  751
 
  • HOOFDSTUK 19: STOPPEN? NA DE KWIJTING DOOR DE ONDERNEMING  752
  • 1. Inleiding  752
  • 2. Voorkomen  752
  • 3. Context van de (jaarlijkse) kwijting  760
  • 4. Vorm van de kwijting  761
  • 5. Draagwijdte van de kwijting  761
  • 5.1. Inleiding  761
  • 5.2. De kwijting: “one for one and one for all” OR “everybody for
  • himself”?  761
  • 5.2.1. Inleiding  761
  • 5.2.2. De kwijtingsteksten: letterlijk  762
  • 5.2.3. De vennootschaps- en verenigingsvorderingsteksten: letterlijk  763
  • 5.2.4. De aandeelhoudersvorderingsteksten: letterlijk  766
  • 5.2.5. De aansprakelijkheidstekst: letterlijk  768
  • 5.2.6. De opinie van de rechtsleer  770
  • 5.2.7. De opinie van de rechtspraak  770
  • 5.2.8. Conclusies  770
  • Inhoudstafel 37
  • 5.3. De gedeeltelijke kwijting  770
  • 5.4. De kwijting en het onbekende  771
  • 5.4.1. Inleiding  771
  • 5.4.2. Het onbekende bij de kwijting en het WVV  771
  • 5.4.3. Het onbekende en de kwijting – voorbeelden  772
  • 5.4.4. Verschillen in het onbekende bij de kwijting per
  • vennootschapsvorm?  774
  • 5.5. De kwijting en het misbruik van meerderheid  777
  • 5.5.1. Inleiding  777
  • 5.5.2. Principe  777
  • 5.5.3. Toepassingsvoorwaarden  778
  • 5.5.4. Procedure  779
  • 5.5.5. Gevolgen  780
  • 5.6. De kwijting en het misbruik van minderheid  781
  • 5.6.1. Inleiding  781
  • 5.6.2. Principe  781
  • 5.6.3. Voorwaarden  781
  • 5.6.4. Procedure  782
  • 5.6.5. Gevolgen  783
  • 5.7. De kwijting en de minderheidsvordering  784
  • 5.7.1. Inleiding  784
  • 5.7.2. De minderheidsvordering in de besloten vennootschap  784
  • 5.7.3. De minderheidsvordering bij coöperatieve vennootschappen  787
  • 5.7.4. De minderheidsvordering bij naamloze vennootschappen  788
  • 5.7.5. De minderheidsvordering bij verenigingen  792
  • 5.8. De kwijting en de aansprakelijkheid van de onderneming
  • tegenover derden  793
  • 5.9. De kwijting en de quasi delictuele aansprakelijkheid tegenover de
  • onderneming  793
  • 5.9.1. Inleiding  793
  • 5.9.2. Verdeeldheid in de rechtsleer  793
  • 5.9.3. Kwijting en de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad  794
  • 5.9.3.1. Principe  794
  • 5.9.3.2. Uitzondering één: niet tonen van ware aard  795
  • 5.9.3.3. Uitzondering twee: anderszins op de hoogte  795
  • 5.9.3.4. Uitzondering drie: toepassing van het generieke algemene recht  795
  • 5.9.4. Kwijting en de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad die een
  • misdrijf vormt  797
  • 38 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 5.10. De kwijting en de aansprakelijkheid tegenover de individuele
  • aandeelhouder(s) in een vennootschap  797
  • 5.10.1. Inleiding  797
  • 5.10.2. De kwijting en de aansprakelijkheid tegenover de individuele
  • aandeelhouder(s) met stemrecht in een vennootschap  798
  • 5.10.3. De kwijting en de aansprakelijkheid tegenover de individuele
  • aandeelhouder(s) zonder stemrecht in een vennootschap  799
  • 5.11. De kwijting en de aansprakelijkheid tegenover de individuele leden
  • in een vereniging  800
  • 5.11.1. Inleiding  800
  • 5.11.2. De kwijting en het individueel schadevorderingsrecht van een lid
  • met stemrecht  800
  • 5.11.3. De kwijting en het individueel schadevorderingsrecht van een
  • toegetreden lid  801
  • 5.12. De kwijting, schorsing en nietigheid  802
  • 5.12.1. Inleiding  802
  • 5.12.2. Nietigheid van de kwijtingsteksten in de statuten  802
  • 5.12.2.1. Inleiding  802
  • 5.12.2.2. Nietigheid van de kwijtingsteksten in de statuten – principe  802
  • 5.12.2.3. Nietigheid van de kwijtingsteksten in de statuten – voorwaarden
  • voor de toepassing  804
  • 5.12.2.4. Nietigheid van de kwijtingsteksten in de statuten – procedure  804
  • 5.12.2.5. Nietigheid van de kwijtingsteksten in de statuten – gevolgen  804
  • 5.12.3. Nietigheid van de kwijtingsbeslissing  805
  • 5.12.3.1. Inleiding  805
  • 5.12.3.2. Nietigheid van de kwijtingsbeslissing – voorwaarden voor de
  • toepassing  806
  • 5.12.3.3. Nietigheid van de kwijtingsbeslissing – procedure  806
  • 5.12.3.4. Nietigheid van de kwijtingsbeslissing – gevolgen  807
  • 5.12.3.5. Conclusie rond de nietigheid van de kwijtingsbeslissing  808
  • 5.12.4. De kwijting en de mogelijke opschorting van de kwijtingsbeslissing  808
  • 5.12.4.1. Inleiding  808
  • 5.12.4.2. Opschorting van de kwijtingsbeslissing – principe  808
  • 5.12.4.3. Opschorting van de kwijtingsbeslissing – voorwaarden voor de
  • toepassing  809
  • 5.12.4.4. Opschorting van de kwijtingsbeslissing – procedure  809
  • 5.12.4.5. Opschorting van de kwijtingsbeslissing – gevolgen  810
  • 5.12.4.6. Conclusie rond de kwijtingsopschorting  811
  • 5.13. De kwijting en de actio mandati van de curator bij een faillissement  811
  • 5.13.1. Inleiding  811
  • Inhoudstafel 39
  • 5.13.2. Het principe  811
  • 5.13.3. Nuancering een: de actio mandati voor elementen die niet onder
  • de kwijting vallen  811
  • 5.13.4. Nuancering twee: de herstelbevoegdheden van artikel XX.111-112
  • WER  811
  • 5.14. De kwijting en de actio pauliana van de curator bij een faillissement  813
  • 5.14.1. Inleiding  813
  • 5.14.2. Het principe  813
  • 5.14.3. De actio pauliana in de praktijk  813
  • 5.15. De kwijting en de kennelijk-grove-fout-bij-faillissement-vordering
  • van de curator  814
  • 5.15.1. Inleiding  814
  • 5.15.2. Principe  814
  • 5.16. De kwijting en de kennelijk-grove-fout-bij-faillissement-vordering
  • van een schuldeiser  814
  • 5.16.1. Inleiding  814
  • 5.16.2. Principe  814
  • 5.17. De kwijting na volledige voldoening van de schade uit
  • bestuurdersaansprakelijkheid  815
  • 5.17.1. Inleiding  815
  • 5.17.2. Principe  815
  • 5.17.3. Kwijting, voldoening en cap  815
  • 5.17.4. Praktijkrelevantie  816
  • 5.18. De kwijting en de inbreuken op het WVV en de statuten  816
  • 5.18.1. Inleiding  816
  • 5.18.2. Kwijting en de inbreuken op het WVV  816
  • 5.18.2.1. Inleiding  816
  • 5.18.2.2. Kwijting mogelijk ondanks inbreuken op het WVV?  816
  • 5.18.2.3. Kwijtingsvormvereisten bij inbreuken op het WVV  817
  • 5.18.2.3.1. Inleiding  817
  • 5.18.2.3.2. Wat zegt het WVV?  817
  • 5.18.2.3.3. Wat betekenen de verschillen in de teksten tussen de cv, bv, nv en
  • vzw?  820
  • 5.18.2.4. Conclusie  829
  • 5.18.3. Kwijting en de inbreuken op de statuten  830
  • 5.18.3.1. Inleiding  830
  • 5.18.3.2. Kwijting mogelijk ondanks inbreuken op de statuten?  830
  • 5.18.3.3. Kwijtingsvormvereisten bij inbreuken op de statuten  830
  • 5.18.3.3.1. Inleiding  830
  • 40 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 5.18.3.3.2. Wat zegt het WVV?  830
  • 5.18.3.3.3. Wat betekenen de verschillen in de teksten tussen de cv, bv, nv en
  • vzw?  833
  • 5.18.3.4. Conclusie  843
  • 5.19. Kwijting en inbreuken op andere wetgeving dan het WVV  844
  • 5.19.1. Inleiding  844
  • 5.19.2. Kwijting en de inbreuken op de openbare orde en de goede zeden  844
  • 5.19.3. Kwijting en de inbreuken op strafrecht  846
  • 5.19.4. Kwijting en de inbreuken op ander dwingend recht  846
  • 5.20. Kwijting en inbreuken op andere elementen dan wetgeving of
  • statuten  847
  • 5.20.1. Inleiding  847
  • 5.20.2. Kwijting en inbreuken op het intern reglement  847
  • 5.20.3. Kwijting en inbreuken op waarden  849
  • 5.20.3.1. Inleiding  849
  • 5.20.3.2. Waarden vervat in de statuten van een vennootschap  849
  • 5.20.3.3. Waarden vervat in de statuten van een vennootschap – voorbeeld
  • “inclusie”  850
  • 5.20.3.4. Waarden vervat in de statuten van een vennootschap – voorbeeld
  • “diversiteit”  854
  • 5.20.3.5. Waarden in de statuten van een vereniging zonder winstoogmerk  858
  • 5.20.3.6. Waarden vervat in visie, missie, strategiedocumenten  860
  • 5.20.3.7. Waarden vervat in contracten met of engagementen genomen
  • naar klanten  861
  • 5.20.3.7.1. Inleiding  861
  • 5.20.3.7.2. Publiek gemaakte documenten die de statutaire waarden
  • uitleggen: principe  861
  • 5.20.3.7.3. Waarden in intern reglement en het WVV  861
  • 5.20.3.7.4. Waarden en charters van vennootschappen in het WVV  866
  • 5.20.3.7.5. Waarden en charters van vennootschappen in de Belgische praktijk  867
  • 5.20.3.7.6. Waarden en charters van door de NRC erkende vennootschappen  870
  • 5.20.3.7.7. Waarden in prospectussen  882
  • 2.1.4. Waarden  884
  • 5.20.3.7.8. Waarden-marktpositionering in prospectussen  889
  • 5.20.3.8. Conclusie  890
  • 5.20.4. Kwijting en reputatievernietigende informatie  890
  • 5.20.5. Exit: relevantie van waarden voor ondernemingen en bestuurders  892
  • 5.20.5.1. Inleiding  892
  • 5.20.5.2. Band tussen waarden en aansprakelijkheid van bestuurders  892
  • 5.20.5.3. Band tussen waarden en rendement voor aandeelhouders  892
  • Inhoudstafel 41
  • 5.20.5.3.1. Inleiding  892
  • 5.20.5.3.2. Reputatie als indicator van rendement  893
  • 5.20.5.3.3. Reputatie als indicator voor consumentenaankoopgedrag  894
  • 5.20.5.3.4. Goede sociale reputatie als indicator voor
  • consumentenaankoopgedrag  895
  • 5.20.5.3.5. Slechte sociale reputatie leidt tot (stijgende) boycot(s) en
  • campagnevoering van (consumenten)organisaties  895
  • 5.20.5.3.6. Ondernemingsreputatie als drijfveer voor werknemersretentie,
  • corporate branding, waarde en ondernemingsperformantie  896
  • 5.20.5.3.7. Sociale marketing beïnvloedt positief de perceptie van een
  • onderneming bij retailklanten  896
  • 5.20.5.3.8. Ethiek als factor inzake klantentevredenheid  897
  • 5.20.5.3.9. Ethisch klimaat als indicator voor verhoogde jobsatisfactie bij
  • werknemers  898
  • 5.20.5.3.10. Ethische of sociale verantwoordelijkheid bij ondernemingen en
  • merkperceptie van (potentiële) werknemers  899
  • 5.20.5.3.11. Sociaal intern verantwoord gedrag als indicatie van
  • werknemersloyauteit  900
  • 5.20.5.3.12. Sociaal intern verantwoord gedrag als indicatie van rendement  901
  • 5.20.5.3.13. Sociaal-verantwoordelijk gedrag als indicator van competitiviteit  902
  • 5.20.5.3.14. Sociaal-verantwoordelijk gedrag als indicator van
  • managementcompetentie  902
  • 5.20.5.3.15. Sociaal-verantwoordelijk gedrag als indicator van financieel succes  902
  • 5.20.5.3.16. Ethische code als indicator van financieel succes  903
  • 5.20.5.3.17. Actief milieubeleid als indicator voor lagere operationele kosten op
  • termijn  903
  • 5.20.5.3.18. Corporate governance en kredietwaardigheid van een
  • onderneming of staat  903
  • 5.20.5.3.19. Duurzaamheid en kredietwaardigheidsratings  904
  • 5.20.5.3.20. CSR en performantie  905
  • 5.20.5.3.21. Duurzaam ondernemen en transparantie  906
  • 5.20.5.3.22. Schadelijk gedrag tegenover aandeelhouders wordt afgestraft  907
  • 5.20.5.3.23. Positieve band tussen medewerkerstevredenheid,
  • klantentevredenheid en inkomen  908
  • 5.20.5.3.24. Strategische CRS in globale strategie  909
  • 5.20.5.3.25. Beleggen in ondernemingen met hogere ethische visies brengt op
  • lange termijn een soortgelijk of beter rendement dan andere  910
  • 5.20.5.3.26. Waarden vervat in waarneembare daden, beleidsdaden  911
  • 5.20.5.3.27. Conclusie  914
  • 42 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 5.20.6. Kwijting en continuïteit-in-het-gedrang-brengende-gewichtige-enovereenstemmende-feiten  915
  • 5.20.6.1. Inleiding  915
  • 5.20.6.2. Continuïteit in het gedrang brengende gewichtige en
  • overeenstemmende feiten  915
  • 5.20.6.3. Kritische benadering in het algemeen  915
  • 5.20.6.4. De kwijting en continuïteit-in-het-gedrang-brengende-gewichtigeen-overeenstemmende-feiten  916
  • 5.21. De kwijting na een dading: wat met de cap?  919
  • 5.21.1. Inleiding  919
  • 5.21.2. Stelling  920
  • 5.21.3. Argument één: de breedte van het concept  920
  • 5.21.4. Argument twee: de allesomvattendheid van de cap  920
  • 5.21.5. Argument drie: extra juridische bestuurdersaansprakelijkheid  921
  • 5.21.6. Argument vier: de feitelijke gevolgen van een andere keuze  922
  • 5.21.7. Argument vijf: een andere keuze verkracht volledig de natuur van
  • de dading  922
  • 5.22. Conclusie  922
  • 6. Draagwijdte van het gebrek aan kwijting  923
  • 6.1. Inleiding  923
  • 6.2. Het gebrek aan kwijting, haar directe gevolgen  923
  • 6.3. Het gebrek aan kwijting én aan acties  924
  • 7. Conclusie  925
  • HOOFDSTUK 20: STOPPEN? VANAF DE VERJARING  926
  • 1. Inleiding  926
  • 2. Verjaring: betekenis en gevolgen  926
  • 3. Rechtsvordering, verjaring en vennootschappen: principes,
  • regels, termijnen  926
  • 4. Rechtsvordering, geldstortingen en vennootschappen  929
  • 5. Rechtsvordering, drukpersmisdrijven en vennootschappen  929
  • 6. Verjaring en verenigingen en stichtingen: principes, regels,
  • termijnen  930
  • 7. Verjaring en vennootschappen, verenigingen, stichtingen  931
  • Inhoudstafel 43
  • HOOFDSTUK 21: LEIDRAAD? AANSPRAKELIJKHEIDSMANAGEMENT IN HET
  • ALGEMEEN  932
  • 1. Inleiding  932
  • 1.1. Corporate Governance  933
  • 1.2. Het WVV en Corporate Governance  933
  • 1.3. De Code Buysse (voor niet-beursgenoteerde ondernemingen)  941
  • 1.4. De Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen)  943
  • 1.5. Andere codes en toolkits  947
  • 1.6. De Code Vandeurzen (voor winstgerichte ondernemingen en
  • vennootschappen in de zorg en welzijnssector)  948
  • 1.7. In de nuances vindt men de details  949
  • 2. Goed advies  949
  • 2.1. Inleiding  949
  • 2.2. Wat zegt het WVV hierover?  949
  • 2.2.1. Nv’s met een monistisch bestuur  949
  • 2.2.1.1. Comités  949
  • 2.2.1.2. Auditcomité  950
  • 2.2.1.3. Remuneratiecomité  954
  • 2.2.1.4. Special ops comité  958
  • 2.2.2. Nv’s met een duaal bestuur  962
  • 2.2.2.1. Comité’s  962
  • 2.2.2.2. Auditcomité  963
  • 2.2.2.3. Remuneratiecomité  967
  • 2.2.3. Nv met één bestuurder  970
  • 2.2.4. Generiek bij niet genoteerde nv’s  972
  • 2.2.5. Alle vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die onder het
  • WVV vallen  972
  • 2.2.5.1. Alle comité’s  972
  • 2.2.5.2. Auditcomité  973
  • 2.2.5.2.1. Bij de aanstelling van de commissaris door de vennootschap  973
  • 2.2.5.2.2. Bij richtlijnen voor het uitvoeren van niet-controlediensten door de
  • commissaris of zijn netwerk voor de vennootschap  975
  • 2.2.5.2.3. Bij beslissingen rond de verhouding tussen de honoraria voor
  • wettelijke controles en overige honoraria voor de commissiaris  979
  • 2.2.5.2.4. Bij beslissingen rond honoraria voor de commissaris  982
  • 2.2.5.2.5. Bij de algemene regeling rond de verantwoordelijkheid voor het
  • controleverslag en de aanvullende verklaring aan het auditcomité  985
  • 44 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 2.2.5.3. Remuneratiecomité  985
  • 2.2.6. Verenigingen en stichtingen  989
  • 2.2.6.1. Wat zegt het WVV?  989
  • 2.2.6.2. Kunnen adviescomités binnen een vzw?  989
  • 2.2.6.3. Kunnen adviescomités binnen een ivzw?  989
  • 2.2.6.4. Kunnen adviescomités binnen een private stichting?  990
  • 2.2.6.5. Kunnen adviescomités binnen een stichting van openbaar nut?  990
  • 2.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  990
  • 2.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  991
  • 2.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  996
  • 2.6. Wat zegt de rechtsleer?  997
  • 2.7. Wat zeggen praktijkstudies?  998
  • 2.8. Wat is ons advies?  1004
  • 3. Goed samenstellen  1004
  • 3.1. Aantal bestuurders  1004
  • 3.1.1. Inleiding  1004
  • 3.1.2. Wat zegt het WVV hierover (tabel 79)?  1005
  • 3.1.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1011
  • 3.1.4. Wat zegt de Code Buysse III hierover?  1011
  • 3.1.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1011
  • 3.1.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1012
  • 3.1.7. Wat zegt de confrontatie tussen het WVV en de praktijkstudies
  • hier?  1015
  • 3.1.8. Wat zegt het gezond verstand hierover?  1016
  • 3.2. Genderdiversiteit in bestuurders  1017
  • 3.2.1. Inleiding  1017
  • 3.2.2. Wat zegt het WVV hierover?  1017
  • 3.2.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1018
  • 3.2.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1019
  • 3.2.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1020
  • 3.2.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover? We geven de studies die we
  •  1020
  • 3.3. Andere diversiteit dan genderdiversiteit  1030
  • Inhoudstafel 45
  • 3.3.1. Inleiding  1030
  • 3.3.2. Wat zegt het WVV hierover?  1032
  • 3.3.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1033
  • 3.3.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1034
  • 3.3.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1034
  • 3.3.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1035
  • 3.3.7. Wat is het bredere verband?  1037
  • 3.3.8. Wat is ons advies?  1039
  • 3.4. Team play in plaats van individualisme  1040
  • 3.4.1. Inleiding  1040
  • 3.4.2. Wat zegt het WVV hierover?  1040
  • 3.4.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1045
  • 3.4.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1045
  • 3.4.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1046
  • 3.4.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1046
  • 3.4.7. Wat is ons advies?  1047
  • 3.5. Afhankelijke versus onafhankelijke bestuurders  1047
  • 3.5.1. Onafhankelijke bestuurders, om wat te doen?  1047
  • 3.5.2. Wat zegt het WVV hierover?  1048
  • 3.5.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1050
  • 3.5.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1052
  • 3.5.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1054
  • 3.5.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1057
  • 3.5.7. Definities en relatieve betekenis van onafhankelijk  1064
  • 3.5.8. Marktpercepties van insiders  1070
  • 3.5.9. Wat is ons advies hierover?  1071
  • 3.6. Specialisten versus generalisten  1072
  • 3.6.1. Wat zegt het WVV hierover?  1072
  • 3.6.1.1. Wat zegt het WVV vooral niet?  1072
  • 3.6.1.2. (Wettelijk vereiste beroeps)bekwaamheid en ontbinding van
  • vennootschappen  1072
  • 3.6.1.3. Bekwaamheid en ontbinding van vof en commv wegens
  • onbekwaamheid  1074
  • 46 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.6.1.4. Bekwaamheid en aanstelling voorlopig bewindvoerder van vof
  • en/of commv  1074
  • 3.6.1.5. Bekwaamheid van de schuldenaar van een inbreng in nijverheid in
  • een bv  1074
  • 3.6.1.6. Bekwaamheid van de aandeelhouder in een bv  1075
  • 3.6.1.7. Bekwaamheid van de schuldenaar van een inbreng in nijverheid in
  • een cv  1075
  • 3.6.1.8. Onbekwaamheid en uittreding lastens het vennootschapsvermogen
  • bij de cv  1076
  • 3.6.1.9. Onbekwaamverklaring van de enige bestuurder in een nv met
  • slechts één bestuurder  1076
  • 3.6.1.10. Onbekwaamheid van de enige lasthebber voor het voeren van de
  • minderheidsvordering in een nv  1077
  • 3.6.1.11. Experten  1078
  • 3.6.2. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1078
  • 3.6.3. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1079
  • 3.6.4. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1079
  • 3.6.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1079
  • 3.6.6. Wat is ons advies hierover?  1083
  • 3.7. Onbekend versus BV’s  1087
  • 3.7.1. Wat zegt het WVV hierover?  1087
  • 3.7.2. Wat zegt andere wetgeving hierover?  1087
  • 3.7.2.1. Verplichting om politieke bestuurders te benoemen  1087
  • 3.7.2.2. PPP’s of PEP’s  1089
  • 3.7.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1091
  • 3.7.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1092
  • 3.7.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1093
  • 3.7.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1093
  • 3.7.6.1. Zijn er veel BV’s?  1093
  • 3.7.6.2. Import van bekende investeerders in beursgenoteerde
  • ondernemingen  1094
  • 3.7.6.3. Import van politici of politiek-gerelateerde personaliteiten in
  • privatieve ondernemingen  1095
  • 3.7.6.4. Import van politici in publieke ondernemingen  1098
  • 3.7.6.5. Import van politici in ondernemingen (privaat of publiek)  1099
  • 3.7.6.6. Privatisering van ondernemingen met politici erin  1099
  • Inhoudstafel 47
  • 3.7.6.7. Import van academici in politieke ondernemingen  1100
  • 3.7.6.8. Import van cultuurpersonaliteiten in politieke ondernemingen  1101
  • 3.7.6.9. Import van perspersonaliteiten in politieke ondernemingen  1101
  • 3.7.6.10. Import van sportpersonaliteiten in politieke ondernemingen  1103
  • 3.7.7. Wat is ons advies?  1103
  • 3.8. Uitvoerende bestuurders tegenover niet-uitvoerende bestuurders  1104
  • 3.8.1. Terminologie en betekenis  1104
  • 3.8.2. Wat zegt het WVV hierover?  1105
  • 3.8.3. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1106
  • 3.8.4. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1107
  • 3.8.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1107
  • 3.8.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1108
  • 3.8.7. Wat is ons advies?  1108
  • 3.9. Cumul of geen cumul in een onderneming?  1109
  • 3.9.1. Inleiding  1109
  • 3.9.2. Cumul tussen het mandaat van CEO en voorzitter van de raad van
  • bestuur  1109
  • 3.9.2.1. Wat zegt het WVV hierover?  1109
  • 3.9.2.2. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen)
  • hierover?  1110
  • 3.9.2.3. Wat zegt de Code Buysse (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1112
  • 3.9.2.4. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1112
  • 3.9.2.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1113
  • 3.9.2.6. Wat is ons advies?  1114
  • 3.9.3. Cumul tussen het mandaat van CEO en andere C’s  1114
  • 3.9.3.1. Probleemomschrijving  1114
  • 3.9.3.2. Wat zegt het WVV hierover?  1118
  • 3.9.3.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen)
  • hierover?  1118
  • 3.9.3.4. Wat zegt de Code Buysse (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1119
  • 3.9.3.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1119
  • 3.9.3.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1119
  • 3.9.3.7. Wat is ons advies?  1120
  • 3.9.3.7.1. Ondernemingen met één bestuurder  1120
  • 3.9.3.7.2. Familiale niet-beursgenoteerde ondernemingen met meer dan één
  • bestuurder  1120
  • 3.9.3.7.3. Niet familiale niet-beursgenoteerde ondernemingen met meer dan
  • één bestuurder  1120
  • 48 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.9.3.7.4. Beursgenoteerde ondernemingen (of ze nu ook nog familiaal zijn of
  • niet)  1122
  • 3.9.4. Cumul van mandaten in verschillende adviescomités binnen de
  • raad  1122
  • 3.9.4.1. Wat zegt het WVV hierover?  1122
  • 3.9.4.2. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen)
  • hierover?  1124
  • 3.9.4.3. Wat zegt de Code Buysse (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1125
  • 3.9.4.4. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1126
  • 3.9.4.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1126
  • 3.9.4.6. Wat is ons advies?  1126
  • 3.10. Betaalde bestuurders tegenover niet-betaalde bestuurders  1127
  • 3.10.1. Wat zegt het WVV hierover?  1127
  • 3.10.2. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1128
  • 3.10.3. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1130
  • 3.10.4. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1131
  • 3.10.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1132
  • 3.10.6. Wat is ons advies?  1136
  • 3.11. De vaak afwezige bestuurder versus de immer aanwezige
  • bestuurder  1137
  • 3.11.1. Wat zegt het WVV hierover?  1137
  • 3.11.2. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1137
  • 3.11.3. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1138
  • 3.11.4. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1139
  • 3.11.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1140
  • 3.11.5.1. Praktijkstudies en bestuurders met (te) vele mandaten  1140
  • 3.11.5.2. Praktijkstudies en afwezige bestuurders op raden van bestuur  1141
  • 3.11.6. Wat is ons advies?  1142
  • 3.12. Feitelijke bestuurders versus formeel benoemde bestuurders
  • versus schaduwbestuurders?  1144
  • 3.12.1. Inleiding: 4 soorten van bestuurders vanuit een
  • formalisatiestandpunt  1144
  • 3.12.2. Wat zegt het WVV hierover?  1146
  • 3.12.3. Wat zegt andere wetgeving hierover?  1148
  • 3.12.4. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1148
  • 3.12.5. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1148
  • 3.12.6. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1150
  • 3.12.7. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1150
  • 3.12.8. Wat is ons advies?  1150
  • Inhoudstafel 49
  • 3.13. Wettelijk verboden bestuurders, door rechterlijke beslissing
  • verboden bestuurders, feitelijk te mijden bestuurders, door
  • zichzelf uitgesloten bestuurders, deontologisch verboden en
  • toegelaten bestuurders  1150
  • 3.13.1. Inleiding  1150
  • 3.13.2. Wat zegt het WVV hierover?  1155
  • 3.13.3. Wat zegt andere wetgeving hierover?  1157
  • 3.13.4. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1158
  • 3.13.5. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1158
  • 3.13.6. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1159
  • 3.13.7. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1159
  • 3.13.8. Wat is ons advies?  1160
  • 3.14. Extreem corrupte versus extreem ethische bestuurders  1162
  • 3.14.1. Introductie  1162
  • 3.14.2. Wat zegt het WVV hierover?  1162
  • 3.14.3. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1164
  • 3.14.4. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1167
  • 3.14.5. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1168
  • 3.14.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1169
  • 3.14.7. Wat is ons advies?  1176
  • 3.15. Bestuurders voor het leven of voor heel even?  1177
  • 3.15.1. Inleiding  1177
  • 3.15.3. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1177
  • 3.15.4. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1178
  • 3.15.5. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1178
  • 3.15.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1179
  • 3.15.7. Wat is ons advies?  1180
  • 3.16. Bestuurders met het oog op wiens belang?  1180
  • 3.16.1. Wiens belang?  1180
  • 3.16.2. Wat zegt het WVV hierover?  1180
  • 3.16.2.1. In wiens belang bij vennootschappen in het algemeen?  1180
  • 3.16.2.2. In wiens belang bij de bv?  1181
  • 3.16.2.3. In wiens belang bij de cv?  1182
  • 3.16.2.4. In wiens belang bij de nv?  1183
  • 3.16.2.5. In wiens belang bij verenigingen?  1184
  • 3.16.2.6. In wiens belang bij stichtingen?  1186
  • 3.16.3. Wat zegt de Code Lippens hierover?  1187
  • 3.16.4. Wat zegt de Code Buysse hierover?  1192
  • 3.16.5. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1193
  • 3.16.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1194
  • 50 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 3.16.7. Wat is ons advies?  1194
  • 4. Goed beslissen  1199
  • 4.1. Inleiding  1199
  • 4.2. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1199
  • 4.3. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1200
  • 4.4. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1202
  • 4.5. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1203
  • 4.6. Wat is ons advies?  1203
  • 5.1. Inleiding  1203
  • 5.2. Wat stelt het WVV hierover?  1204
  • 5.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1212
  • 5.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1213
  • 5.5. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1214
  • 5.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1214
  • 5.7. Wat is ons advies?  1214
  • 6. Goed communiceren  1216
  • 6.1. E-mail van bepaalde partijen  1216
  • 6.2. Algemene regeling: e-mail naar bepaalde partijen  1216
  • 6.3. Algemene regeling: e-mail van en naar bepaalde andere partijen  1217
  • 6.4. Geen algemene regeling: ander e-mailverkeer in het WVV  1218
  • 6.5. Algemene regeling: website(s)  1219
  • 6.6. Specifieke regeling van communicatie voor bepaalde
  • rechtspersonen inclusief stemming per e-kanaal rond Algemene
  • Vergaderingen  1219
  • 6.7. Mededeling en/of publicatie van stukken van rechtspersonen in
  • een dossier op de griffie  1220
  • 6.8. Mededeling in Bijlagen van het Belgisch Staatsblad  1221
  • 6.9. Neerlegging bij de NBB  1222
  • 6.10. Bepaalde vermeldingen op alle uitgaande communicaties  1227
  • Inhoudstafel 51
  • 6.11. Bepaalde regels bij de vermelding van het kapitaal bij bepaalde
  • communicatiemiddelen voor bepaalde vennootschappen  1228
  • 6.12. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1229
  • 6.12.1. Corporate governance ondernemingscommunicatie  1229
  • 6.12.2. Communicatie en communicatiemethoden bij het functioneren  1230
  • 6.12.3. Communicatie en de voorzitter van het bestuursorgaan  1231
  • 6.12.4. Communicatie met aandeelhouders  1232
  • 6.12.5. Communicatie met belangrijke of controlerende aandeelhouders  1233
  • 6.12.6. Communicatie met institutionele beleggers  1233
  • 6.12.7. Communicatie in het openbaar over de naleving van de Code  1234
  • 6.13. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1234
  • 6.14. Wat zegt de Code Vandeurzen hierover?  1237
  • 6.15. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1237
  • 6.16. Wat is ons advies?  1238
  • 7. Goed reageren  1238
  • 7.1. Inleiding  1238
  • 7.2. Wat zegt het WVV?  1239
  • 7.3. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1239
  • 7.4. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1240
  • 7.5. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1243
  • 7.6. Wat zeggen praktijkstudies hierover?  1243
  • 7.7. Wat is ons advies?  1243
  • 7.7.1. Inleiding  1243
  • 7.7.2. Opties  1244
  • 7.7.3. Vallen door medewerkers  1246
  • 7.7.4. Vallen door exitgesprekken  1247
  • 7.7.5. Vallen ondanks goede reputatie en relaties  1247
  • 7.7.6. Vallen door onderzoeksjournalistiek  1248
  • 7.7.7. Vallen door privé-gedrag  1248
  • 8. Goed verzekeren (in onder andere bestuurdersaansprakelijkheid)  1249
  • 8.1. Wat zegt de Code Lippens (voor beursgenoteerde ondernemingen
  • in België) hierover?  1249
  • 52 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • 8.2. Wat zegt de Code Buysse III (voor niet-beursgenoteerde
  • ondernemingen in België) hierover?  1249
  • 8.3. Wat zegt de Code Vandeurzen?  1250
  • 9. Goed contracteren  1251
  • 9.1. Inleiding  1251
  • 9.2. Toepassingsvoorbeeld voor vennootschappen  1251
  • 9.3. Toepassingsvoorbeeld voor verenigingen  1254
  • 9.4. Algemene regels voor cashmanagementcontracten  1256
  • VIII DE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS IN CIJFERS, EVOLUTIES, STUDIES
  • HOOFDSTUK 1: INLEIDING – AANDACHT VOOR AANSPRAKELIJKHEID VAN
  • BESTUURDERS  1263
    • Aandacht op internet voor de aansprakelijkheid van bestuurders  1263
    • Aandacht in de juridische literatuur voor de aansprakelijkheid
  • van bestuurders  1267
 
  • HOOFDSTUK 2: AANLEIDINGSFACTOREN TOT MOGELIJKE
  • AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS IN FACTS & FIGURES  1268
  • 1. Inleiding  1268
  • 2. Eigen studies  1268
  • 2.1. Eigen studie rond naleving van het huidige artikel 2:20 WVV  1268
  • 2.2. Eigen studie rond de correctheid van informatie op
  • consultancywebsites op juridisch vlak en de conformiteit aan
  • artikel 2:20 WVV  1284
  • 2.3. Eigen studie rond de naleving van het vroegere artikel 661, lid 1
  • Venn.  1293
  • 2.4. Eigen studie van prospectussen van publieke emissies in België
  • door ondernemingen  1295
  • 2.4.1. Inleiding  1295
  • 2.4.2. Case: Belgische coöperatieve onderneming prospectus 2019  1296
  • 2.4.2.1. Vaststelling nummer 1: officiële versies?  1296
  • 2.4.2.1.1. Al dan niet officieel karakter van de Nederlandse prospectus versie  1296
  • 2.4.2.1.2. Op welke versie kunnen beleggers afgaan voor het prospectus?  1297
  • Inhoudstafel 53
  • 2.4.2.1.3. Al dan niet officieel karakter van de Nederlandse versie van de
  • aanvulling op het prospectus  1298
  • 2.4.2.1.4. Op welke versie kunnen beleggers afgaan voor de aanvulling?  1298
  • 2.4.2.1.5. Conclusie  1298
  • 2.4.2.2. Vaststelling nummer 2: het ethisch karakter van de instelling?  1299
  • 2.4.2.3. Vaststelling nummer 3: de ervaring rond ethisch management,
  • rond ethisch bankieren en verzekeren, rond ethische producten van
  • het topmanagement?  1300
  • 2.4.2.4. Vaststelling nummer 4: walk the talk?  1302
  • 2.4.2.4.1. Walk the talk en talk the walk 1  1302
  • 2.4.2.4.2. Walk the talk and talk the walk 2  1304
  • 2.4.2.5. Vaststelling nummer 5: slecht vertalen doet balen?  1306
  • 2.4.2.6. Vaststelling nummer 6: voornamen en functies?  1308
  • 2.4.3. Conclusie  1310
  • 2.5. Eigen studie rond de naleving van artikel 2:21 WVV  1310
  • 2.6. Conclusies  1314
  • 3. Studies van anderen rond de naleving van wetgeving in België
  • door ondernemingen  1315
  • 3.1. Inleiding  1315
  • 3.2. Ondernemingsgedrag in de media  1315
  • 3.2.1. De perimeter  1315
  • 3.2.2. De resultaten  1315
  • 3.3. Ondernemingsgedrag op en rond ondernemingswebsites  1316
  • 3.3.1. De perimeter  1316
  • 3.3.2. De resultaten  1316
  • 3.4. Ondernemingsgedrag op en rond witwaswetgeving  1318
  • 3.5. Conclusies uit de studies van anderen  1320
  • 4. Conclusies uit onze eigen studies én die van anderen samen  1321
 
  • HOOFDSTUK 3: WEIGERINGEN VAN VERZEKERAARS VOOR RISICODEKKING
  • VAN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID  1322
  • HOOFDSTUK 4: JURIDISCHE GESCHILLEN ROND AANSPRAKELIJKHEID VAN
  • BESTUURDERS IN FACTS & FIGURES  1325
  • 1. Inleiding  1325
  • 2. Facts & figures  1326
  • 54 Praktijkboek aansprakelijkheid & ondernemingen na het WVV
  • LIJST TABELLEN  1327
  • LITERATUURLIJST  1333
  • OVER DE AUTEURS  1367

Paginanummer

Nieuwe zoekopdracht

Generic filters
Uitleenbaar
Ja
Nee
Jaartal
Filter by Type
Monografie
Reeks
Tijdschrift